We werden gedwongen de stad te verlaten
De twee schoonzussen, mevrouw Lensink-Wassink (1922) en mevrouw Braakhekke-Lensink (1922), halen de septemberdagen van 1944 terug in de herinnering. Het dagboek van hun broer dient hierbij als ondersteuning. Ze waren beiden 22 jaar oud toen op 17 september rondom hun woonhuizen, die in resp. de Ketelstraat en de Mariënburgstraat in Arnhem stonden, de hel los brak. De binnenstad van Arnhem behoorde op dat moment niet echt tot het strijdgebied van de luchtlandingstroepen, maar een eerste noodzakelijke aanval op een aantal strategische doelen waaronder de Willemskazerne (een militaire garage in de Bloemstraat) en de Menno van Coehoornkazerne, behoorde daar wel toe.
Zoals voor zovelen in die dagen speelde het leven zich vooral af in de kelders van de woningen met zo af en toe een glimp van wat zich daarbuiten afspeelde. Er moest tenslotte gefoerageerd worden en dat kan alleen buitenshuis voor zover er nog wat te foerageren was in die dagen. Er waren grote tekorten op de voedselmarkt.
Broer Wim Lensink heeft daarover uitgebreid in zijn dagboek geschreven. De branden die rondom de Willemskazerne woedden, dwongen de omwonenden hun huizen te verlaten. Chaos alom. De gevechten kwamen dichterbij en het vuur was alom volgens het dagboek. Na dagen van schuilen voor het geweld, werden de bewoners van de binnenstad gedwongen hun heil elders te zoeken. Zo gingen de beide families, door huwelijken later aan elkaar verbonden, op de vlucht.
Ze werden “zwervelingen “
Ze werden “zwervelingen “,zoals de toen zestienjarige Wim Lensink dat verwoordde. De evacuatietijd is goed doorstaan zonder ernstige problemen. De families zijn ongeschonden uit de oorlog gekomen en hebben daarna het gewone leven weer opgepakt zonder dat de oorlogsindrukken daarop noemenswaardig invloed heeft gehad.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?