Wat doe je nou pap?
De 17de september begon het dus, de bombardementen, de beschietingen, de kerkdienst werd onderbroken, we zijn naar huis gegaan. We moesten een heel eind lopen naar de van Riebeeckstraat, in het Arnhemse Broek. We moesten door de Emmastraat, daar waren huizen met grote portieken, daar schuilden we in als er beschietingen waren. Eén van die dagen is ook de toren van Arnhem zo erg beschoten, dat de wijzers van de torenklok op hol sloegen en snel ronddraaiden. Mijn vader en ik stonden voor het raam te kijken, mijn vader begon zo ontzettend te huilen, dat had ik nog nooit gezien, ik heb met hem meegejankt. Ik zei: “Wat doe je nou pap?” Nou ja, zei hij: die toren”. Die toren was natuurlijk het gezicht van Arnhem. De volgende dagen waren ook best eng, want wij woonden dicht bij een spooremplacement, dat ook werd gebombardeerd. De Duitsers hadden daar veel spullen opgeslagen, die van de Nederlanders geroofd waren. Alles werd per trein naar Duitsland gebracht. Er stonden ook grote wagons vol met kolen. Een vriendinnetje en ik wilden kolen gaan stelen, want we hadden niks meer thuis. Toen we daar mee bezig waren riep één van die Duitsers ons, we dachten nu krijgen we op ons kop, maar hij zei: “Offen, offen”. Hij vulde onze tassen vol met kolen. Mijn moeder zei: “Hoe kom je daaraan” “Die hebben we gekregen”. Dat was nog waar ook. Het gebeurde voor we moesten evacueren.
Hij vulde onze tassen vol met kolen
We moesten weg uit Arnhem. Mijn moeder zei: “Dubbele kleren aan, hoe warm het ook is”. We zijn bij de familie van Rietschoten in Velp terecht gekomen, kennissen van mijn ouders. Dat was fantastisch. Na een paar dagen moesten we ook daar weg en zijn we gaan lopen naar Apeldoorn. We hebben overnacht in een fabriek met heel veel andere evacués. Enige dagen later zijn we met paard en wagen naar Eemnes gebracht, een klein plaatsje bij Baarn.
We waren bij een boer, mijn moeder, mijn drie broers en ik, mijn vader niet, want die was ondergedoken. ’s Zondags moesten we mee naar de kerk, van de boerin moest ik een muts op, ik kan er nog van gruwen. Na een paar dagen zei mijn moeder : “wat loop je toch te krabben”, nou ik zat onder de hoofdluis. Gelukkig heeft mijn moeder de luizen weg weten te krijgen. We hadden het daar goed, totdat ze Duitse inkwartiering kregen. Toen moesten mijn oudste broer en ik naar een andere boer.
De prachtige notenbomen werden omgehakt
Bij de boer, waar mijn broer en ik weg moesten, werden prachtige notenbomen omgehakt en daar werd een kanon neergezet. De bemanning bestond uit jongens van een jaar of 14, met een wat oudere commandant. Eén van die jongens ging op de vlucht, hij werd in een aangrenzend weiland in de rug geschoten. Mijn moeder zag dit en zei: “Ik ga erachter aan, want die jongen leeft nog”. Ze stonden met het geweer voor haar. Toen mijn moeder dit later vertelde moest ik huilen, kun je je voorstellen!
Ik ga erachter aan, want die jongen leeft nog
Dat wij beiden weg moesten bij mijn moeder vonden we heel verdrietig.
Had u voldoende eten in Eemnes? Ja, bij de eerste boer konden we aan tafel mee-eten. Later moesten mijn oudste broer en ik naar andere mensen, die waren heel afstandelijk, zij hadden een dochter en die had omgang met een Duitser. Daar mocht je absoluut niet over praten. Vandaar dat ze ons afzijdig hielden ook met het eten.
Waar ging u dan eten? We kregen altijd eten, nadat zij gegeten hadden, de restjes die over waren, dat was heel raar. Maar we konden daar heel fijn spelen.
Hoe was de bevrijding? We mochten bij de Canadezen komen, je kreeg van alles en mijn moeder maar zeggen niet te veel eten, niet teveel eten. Ze waren bijzonder aardig en heel ontvankelijk. Ze probeerden van alles te doen, om je een beetje uit die ellende te halen.
Ik heb er zo omgehuild voor het eerst in het Airborne museum
We bleven daar tot we bevrijd waren, dat was natuurlijk geweldig. Ik denk dat het op 3 of 4 mei was. We waren 7 mei weer thuis in Arnhem. Het huis was erg beschadigd, veel was weg of stuk, afschuwelijk gewoon. Toen kwam de HARK en daarvan kregen we weer heel veel terug.
Verschrikkelijk, ik heb er zo om gehuild toen we hier voor het eerst in het Airborne museum waren.
De kinderen zeiden: Jullie hebben ons er zoveel over verteld, maar nu weten we wat jullie meegemaakt hebben. Onze jongste kleindochter, toen 12 jaar zei: “Jullie zijn mijn helden” (Ze lacht door haar tranen heen) Ja, goh. Ik heb het nog hoor, als ik vliegtuigen hoor. We hebben eens een bevrijdingsfeest meegemaakt in Castricum, er kwamen toen vliegtuigen over waardoor ik weer heel bang werd, dat er weer wat zou gebeuren.
Dit is mijn verhaal.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?