Vader nam de taak van de knol over
Joop Wigerink is op Broerestraat 4 geboren en daar woonde hij, midden in het centrum van de stad, toen het gedonder begon. Ik mag op dat moment dan pas zeven jaar zijn geweest, er staan toch nog dingen op mijn netvlies die je niet meer kwijt raakt. Joop woonde met zijn vader en moeder en zijn zus van negen en anderhalf jaar boven de verfwinkel van zijn vader.
Joop, oud leraar nu, praat makkelijk en schakelt even gemakkelijk over van het ene onderwerp naar het andere.
het dekentje van de jongste zus was in de wieg in brand gevlogen
Na al het gedreun van de vallende bommen op de Willemskazerne en andere delen van de stad en de daarop volgende hevige schrik, was het eerste beeld dat Joop zich herinnert: De Engelse Para’s die vanuit de Weverstraat en de Oeverstraat oprukten richting Rijnbrug. De familie Wigerink ging uit voorzorg in de kelder van het huis. Er werd in de directe omgeving hevig gevochten en daar wil je niet graag tussen zitten. Joop ’s moeder haalde lakens tevoorschijn die zij in repen scheurde om de gewonden te kunnen verbinden. Er lagen veel gewonden bij boekenhandel Verburgt, herinnert Joop zich.
Vader Wigerink vond het onder de trap het veiligst.
Toen korte tijd later de grote St Eusebiuskerk in brand ging en ook het huis van de Wigerinks vlam vatte, was het hoog tijd om het pand te verlaten. Veel verfproducten zijn brandgevaarlijk en vader Wigerink wilde het risico van ontploffingen vermijden. Door de vonkenregen was zelfs het dekentje van de jongste zus in de wieg in brand gevlogen. Als de donder werden zaken op en in een bakfiets van de naburige bakker geladen en ging het richting de Wiltstraat waar een oom van Joop woonde.
Na het echte evacuatiebevel van 25 september besloot de familie om verder te trekken. Ze wisten niet waar ze naar toe moesten en wat er meegenomen moest worden. De bakfiets van de bakker was inmiddels weer door één van de bakkersknechten terug gejat. Zo gaat dat in tijden van nood en het maakt mensen ook inventief. De nabij wonende boer Bongers had nog een tweewielige kar, die oorspronkelijk door een paard getrokken moest worden, maar Joop ’s vader nam de taak van die knol over.
We hebben eiges nie wat
Er was veel vliegverkeer in de lucht en uit sommige vliegtuigen werden benzineblikken gegooid. Een jerrycan kwam terecht op een paard, die daarmee zijn nek brak en overleed.
In die zelfde tijd waren er veel razzia’s in de buurt. Zijn vader moest regelmatig de benen nemen of onderduiken en zeker nadat het drama van de Woeste Hoeve bekend werd.
De boerin nodigde de hongerige kinderen uit om beurtelings te komen eten
Het werd tenslotte een overnachting in de kippenschuur van boer Looyenstyn in Beekbergen die als gereformeerde niets van evacués moest hebben en zei: “We hebbe eiges nie wa”. Met andere woorden, we hebben zelf niets.
Het kwam zover dat de zevenjarige Joop door zijn moeder op dievenpad
De boerenkar werd daags na het verblijf in de kippenschuur bij Looyenstyn achtergelaten en met een volgeladen fiets en de kinderwagen werd de tocht naar Elspeet ondernomen, waar zij terecht kwamen bij de familie van Beek. Joop en zijn zus kwamen, op zoek naar voedsel, terecht bij boerderij van der Horst naast een bakkerij. De boerin nodigde de hongerige kinderen uit om beurtelings te komen eten. De suikerbieten en waterknolletjes waren toen al geen onbekend voedsel meer voor Joop dus was het aanbod om van te watertanden. Tot aan de bevrijding hebben ze daar gewoond.
In de brandweerkazerne, waarin nu Duitsers woonden, viel ook wel wat te halen. Toch was het armoe troef in de familie Wigerink. Ze hadden werkelijk niets meer om te eten en om aan te trekken. Het kwam zelfs zover dat de zevenjarige Joop door zijn moeder op dievenpad werd gestuurd.
Met een touwtje om de lengte van de broek van vader te bepalen moest hij op pad om van een of andere waslijn, een broek voor zijn vader te jatten. Ook de restjes van de gaarkeuken werden door Joop gestolen en suikerbieten van het land jatten werd een dagelijkse bezigheid. Om ’s avonds licht te krijgen werd de fiets van vader op zijn kop gezet en moesten we heel hard trappen om het fietslampje te laten branden.
Joop heeft geen goed woord over voor de dorpelingen die zogenaamde moffenmeiden kaal scheerden en door het dorp voerden. Mensonwaardig. Van de Canadezen lopen nog heel wat nazaten rond.
Echt ’thuis’ komen na de bevrijding was er niet meer bij: Het huis was volledig afgebrand. Van Gemeentewege kreeg vader Wigerink het winkelpand in de Spijkerstaat nr. 52 toegewezen waar hij een drogisterij begon. En Joop kon weer naar school.
Het was het begin van een nieuw bestaan in een beschadigde stad.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?