Op straffe des doods

Ook al lag Velperweg 128 een eind van het strijdgewoel af, de familie Tromp Meesters kreeg toch een behoorlijke tik mee van de landingen op 17 september 1944.
Er waren in de buurt van de Menno van Coehoornkazerne goed hoorbaar bommen gevallen en de schrik zat er dus goed in. Omdat Willem’s vader in januari van dat jaar was overleden, stond zijn moeder nu alleen voor alle zorg. Willem’s oudste broer Jan (23) was een goede steun voor moeder.

represailles zouden zeker niet zijn uitgebleven

Toen in de nacht van 15 op 16 september 1944 het viaductje van de spoorlijn nabij de wijk Plattenburg de lucht in vloog, bleek dat een voorbode van wat komen ging. Niemand besefte dat nog op dat moment. De ondergrondse had zijn werk gedaan en represailles zouden zeker niet zijn uitgebleven als zich de zeventiende september niet had aangekondigd. De Duitsers hadden, middels grote aanplakbiljetten, laten weten dat de daders zich voor 17 september moesten melden op straffe van ………….. Om niet als gijzelaars te worden opgepakt, zijn Willem en zijn oudere broer met hun fiets en vluchtkoffertje naar Velp gereden. Dezelfde middag al gingen ze weer terug omdat de kust veilig bleek.
De overvliegende geallieerde bommenwerpers en jachtvliegtuigen, waren voor de broers het teken dat het menens was. Er speelde zich daarginds iets meer af dan een routine-aanval vanuit de lucht..
De volgende dag belde moeder haar oude vriendin Tilly, die ik het centrum van de stad woonde. Van haar hoorde zij dat er rond hun woning zwaar gevochten werd tussen Engelse para’s en de Duitsers. Tilly zou uit de stad vertrekken zodra de omstandigheden dat zouden toelaten.
Telefoonverkeer werkte gelukkig nog, maar voor hoe lang? Het werd nu ook duidelijk dat de represailleplannen, die de Duitsers hadden met betrekking tot het gesaboteerde viaduct, niet door gingen. Toen ook bommen vielen in de Ernst Casimirlaan, kwam het gevaar wel heel erg dicht bij.
Een ingekwartierde Duitse kolonel kwam zwetend met een zware koffer de trap af vroeg om hulp bij het dragen. Toen hem dit werd geweigerd, zeulde hij zelf met het zware ding naar het station.
“Toen wij ’s avonds vanuit de bovenste verdieping uit ons raam keken, zagen we de binnenstad branden”, vertelde Willem.

Wir mussen auch etwas zu fressen haben

De vader van Willem Tromp Meesters had vlak voor zijn overlijden, in 1942, een geheime kelder laten bouwen onder het huis. Het plan werd opgevat om geen gehoor te geven aan het evacuatiebevel en te proberen in die kelder de periode te overleven tot de bevrijding. Na 25 september zag Willem op de overvolle Velperweg rijen vluchtelingen richting Velp trekken. Ook moeder vond het, bang gemaakt door de Duitsers, toch raadzaam te vertrekken en werd er bij goede kennissen in Velp onderdak gezocht. Vijf dagen bleven ze daar tot het plan werd gesmeed terug te gaan naar huis. Willem fietste ’s morgens met zijn moeder vooruit en moesten twee plunderaars uit hun keuken verjagen. Later kwam ook Jan thuis.
Meer mensen uit de wijk Plattenburg keerden terug, Een aantal dagen brachten we samen met de buren door in de kelder.

een Duitse SS-officier, die Willem met getrokken pistool woest uitschold

Rond 9 oktober vond moeder dat we weer weg moesten en ze ging alvast vooruit op de fiets naar Velp,
Jan en Willem volgden later nadat het huis was afgesloten en de nodige spullen op een bakfiets waren geladen. Fietsend over de Velperweg kregen de jongens de kans om zich te laten voorttrekken door een wagen van Gendt en Loos; althans dat dachten ze. Na een tijdje draaide de voerman van de, door paarden voorgetrokken, wagen zich om en ze zagen een Duitse SS-officier, die Willem met getrokken pistool woest uitschold voor alles wat lelijk was. Willem schrok zich een ongeluk en kon de Mof nauwelijks verstaan. Gelukkig wist Willem ’s broer, met verwijzing naar de jeugdige leeftijd van Willem, zich met allerlei excuses te verontschuldigen en kon de tocht naar Velp gelukkig ongeschonden worden voortgezet. Daar werden zo’n twee nachten doorgebracht.
Tussendoor fietste Willem ’s avonds nog even terug naar huis waar hij door het keukenraam een hand met een kaars zag bewegen. Geschrokken ging hij naar de buren, die met hem mee gingen. Bij het openen van de keukendeur zagen ze twee Duitse militairen, die zich verontschuldigden met de woorden: “Wir mussen auch etwas zu fressen haben”.
Willem’s moeder was, nadat zij weer eens thuis waren, ziek geworden; waarschijnlijk was het buikgriep.
Willem’s broer is naar Bronbeek gelopen, waar hij medicijnen kreeg van een dienstdoende arts.

De schouders eronder

Het kon niet uitblijven; het gezin van Willem Tromp Meesters moest nu echt evacueren. Het was de bedoeling richting Oldemarkt in de kop van Overijssel te gaan, maar ze zijn in Brummen blijven plakken. Ze kwamen terecht in de Gelderse Toren in Spankeren. De gastheer vertelde voedsel genoeg in huis te hebben voor een maaltijd voor het gezin Tromp Meesters. “Na het eten praten we verder”, zei hij. Hij nodigde Willem’s moeder uit naar buiten te gaan en op enige afstand van de woning vertelde hij dat de SS’ers voor half twee die middag een van hen gestolen pistool terug moesten hebben op straffe van doodschieten als het ding niet boven tafel kwam. Meteen werden de fietsen gepakt en we trokken verder naar een goede bekende van de familie in Brummen. Moeder kende de familie goed en het gezin werd gastvrij ontvangen. Toch werd het om de een of andere reden geen langdurig verblijf, want na enige tijd moest wederom worden verkast.

hij werd gearresteerd op verdenking van spionage

 In Brummen hebben ze op verschillende adressen gescheiden geslapen. Willem kwam terecht op boerderij ‘Halfvasten’. De zoon van de familie werd bij een fusillade met gummiknuppels bont en blauw geslagen omdat hij te jong was om doodgeschoten te worden, vonden de Duitsers dat hij na deze marteling weg mocht. Ook Willem’s broer ontkwam niet aan de Duitsers. Hij werd op de boerderij waar hij vertoefde gearresteerd op verdenking van spionage, maar later weer vrij gelaten wegens gebrek aan bewijs.
De bevrijding heeft Willem in Brummen gevierd. De familie werd kort erop herenigd en moesten toen ervaren, dat hun huis ‘bezet’ was door de Canadese MP, die daar hun hoofdkwartier had gevestigd. Je kon ze er niet zomaar uitzetten natuurlijk en ook al was het huis zwaar beschadigd, zij hadden het weer bewoonbaar gemaakt. Van de meubelen was wel wat over, maar er bleek ook het een en ander verdwenen te zijn in de open haard. Omdat moeder nog een huis in Zwolle bezat, werd besloten de bakens te verzetten en Arnhem te verlaten. In hun Zwolse onderkomen kon het leven opnieuw op poten worden gezet; zonder frustraties of trauma’s ten gevolge van de achterliggende dramatische jaren.
De schouders er onder.
Tot besluit liet Willem een deel van de granaat zien, die in mei 1940 in het huis was ingeslagen toen de Velperweg onder vuur lag. Een grimmige herinnering.
Nee, echt vergeten is er niet bij.
Nooit.

1 reactie

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *