Nicht schiessen
Margje Palmers is bijna 95 jaar en dat zij nog alles weet over Arnhem en vooral de oorlogsjaren mag je best bijzonder noemen. Hoewel in Oeffelt (Brabant) geboren, kwam Margje met haar ouders en haar jongere zusje naar Arnhem toen zij vijf jaar oud was. Niet geboren maar wel getogen Arnhemse dus. Haar vader werkte bij de Spoorwegen en moest in Arnhem aan de slag.
Na eerst in het westelijke deel van de stad gewoond te hebben, kwam de familie Palmers uiteindelijk terecht in een groot huis aan de Utrechtsestraat waar nu de Hulkenstein-flat staat en dat uitzicht bood op de Wilhelminastraat. Ook haar oma was huisgenoot. Zij had een lichte beroerte gehad en had wat zorg nodig.
zij is daar de dans ontsprongen door de vrije dag
Margje kwam voor de oorlog in de verpleging terecht toen zij een jaar of achttien was en de naaikamer van het psychiatrisch ziekenhuis in Wolfheze haar voorlopige werkplek werd. Je kunt nu wel zeggen dat zij daar toen de dans ontsprongen is door de vrije dag, die zij op het moment van de bombardementen en de landingen van 17 september, thuis door te brengen.
Het is wonderlijk dat de telefoons ondanks alle strijdgewoel nog normaal werkte
Toen Margje terug kwam van haar bezoek aan de kerk stelde moeder voor de kelder bij de buren maar op te zoeken, want er werd zo hevig geschoten dat ook een muur van het huis het had begeven. Vlak ervoor kwam een gewonde Duitse officier nog om hulp vragen.
“Nicht schiessen”, zei moeder nog.
Moeder wilde de man niet in de kelder hebben en verwees hem naar een slaapkamer waar hij een paar dagen heeft doorgebracht. Dinsdags kwamen Engelse soldaten en die hebben hem meegenomen.
Margje ’s moeder heeft nog een tijdje de wijkzuster geholpen met het bedienen van de telefoon in het wijkgebouwtje. Het is wonderlijk dat de telefoons ondanks alle strijdgewoel nog normaal werkte.
Omdat fietsen op houten banden naar Wolfheze vrijwel ondoenlijk was, belde de huismeesteres Margje op om te zeggen, dat zij beter thuis kon blijven omdat er behoorlijk geschoten werd in de omgeving.
Er zaten veel onderduikers in het ziekenhuis weet zij nog en ook dat de huismeesteres de zaak goed voor elkaar had. Omdat het ziekenhuis zijn eigen groentevoorziening had, was er geen gebrek een voedsel.
De, tegenover het ouderlijk huis liggende, wijk Lombok is deel geweest van veel strijd. Zowel Duitsers als Engelsen bezetten om beurten de huizen en van een werkelijke bevrijding kon je nog niet spreken.
De Duitse razzia kreeg nul op het rekest
Margje Palmers weet nog dat zij probeerde de Oranjebrug over te komen om in de wijk Heijenoord wat melk te halen bij de boer, maar onverrichter zaken het huis weer moest opzoeken. Het was te gevaarlijk.
Zij vertelt dat een Engelse chirurg en een Duitse collega elkaar ontmoetten in café Schoonoord in Oosterbeek en dat ze besloten dat ze beter samen het St. Elisabeth ziekenhuis konden werken.
Neem maar een kruiwagen mee”, zei ze
Ongeveer een week later moest het huis worden verlaten en werd gekozen voor Apeldoorn. Het is onduidelijk waarom door vader Palmers Apeldoorn werd gekozen. Het gezin van vier personen begaf zich op pad met zoveel mogelijk bagage en voegden zich bij de duizenden die dezelfde richting hadden gekozen. Vlakbij Paleis het Loo werd onderdak gevonden voor de komende zes weken. De gastvrouw aldaar zei tegen moeder dat er genoeg fruit gehaald kon worden van de Kroon Domeinen rondom het Paleis.
“Neem maar een kruiwagen mee”, zei ze. Op enig moment zijn we op fietsen van onze gastvrouw naar Arnhem gefietst om te zien of we nog in ons huis konden komen. Op de hoek van de Heijenoordseweg werden wij tegengehouden door Duitsers, die ons waarschuwden voor beschietingen vanuit de Betuwe.
We zijn op eigen risico doorgereden en vonden ons huis leeggeroofd en beschadigd terug. Het stelen is niet alleen door Duitsers gebeurd, want volgens Margje konden de Nederlanders er ook wat van.
Later gingen ze vanuit Apeldoorn richting Heerde en uiteindelijk Hattem waar de familie in een school terecht kwam. In het stro werden de eerste luizen werden opgedaan. Margje weet nog dat zij daar een appel kregen. “Gek hè, dat je dat nog weet”. Veel van dat soort kleine details blijven vaak in je geheugen hangen.
De tocht werd voortgezet naar Zwolle waar zij werden opgevangen in de Ambachtschool.
Na de nacht daar te hebben doorgebracht, werd de volgende dag de voettocht vervolgd richting Meppel.
Van daar uit heeft moeder Palmers telefonisch contact gezocht met een nicht van haar die in Oldemarkt woonde. Die hebben ons in Meppel opgehaald met paard en wagen. Geen geringe afstand. In hun boerderij zaten nog eens twintig mensen, evacués uit Scheveningen. Ook waren er onderduikers in huis die achter de paardenstal sliepen. Het was zo knap opgesteld dat het niet te ontdekken was.
Een onverwachte Duitse razzia op Kerstavond kreeg nul op het rekest. Ze bleken onvindbaar.
De Scheveningers aten bloembollen
Margje Palmers weet nog dat die evacués uit Scheveningen vertelden, dat zij bloembollen hadden moeten eten. Er was niets anders meer.
De luizen, die wij hadden opgedaan tijdens de laatste ‘schoolse’ overnachtingen in het stro, werden met behulp van de drogisterij, die tegenover de boerderij was gevestigd, weggespoeld.
“Over het geheel genomen hadden we het daar goed en zijn er tot het eind van de oorlog gebleven”, zei Margje Palmers.
En zo nam het leven weer zijn gang zij het moeizaam, maar gedreven
Via het Rode Kruis kreeg Margje bericht dat ze naar het psychiatrisch ziekenhuis in Ermelo moest komen. Met een vrachtwagen vol met koeienhuiden, die bestemd waren voor een schoenenfabriek in Waalwijk, kon zij meerijden naar Ermelo. Daar trof zij haar oude huismeesteres uit Wolfheze. “Kind”, zei deze, “we kunnen hier niets doen, we moeten terug naar Wolfheze”. Dat kon nog niet en het was tegen de wens van de directeur. Een tijdje later kwam een vrachtauto van een wasserij uit Loenen naar het ziekenhuis in Ermelo. Margje kende die mensen nog van toen zij nog in de Drie Gasthuizen in Arnhem werkte en kon met de vrachtauto meerijden terug naar Arnhem. Haar ouders waren al met een ander vervoer terug naar huis gekomen en troffen bij thuiskomst een geweldige ravage aan. Moeder moest in de tuin op een tafeltje eten koken, want het fornuis was weg.
Na een oproep van het ziekenhuis in Wolfheze, is Margje er lopend naar toe gegaan. Margje’s moeder bracht haar weg om mee te helpen de boel weer op te bouwen.
En zo nam het leven weer zijn gang zij het moeizaam, maar gedreven.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?