Koolsoep en bevroren aardappelen
Joop Teunissen (1933) liet zich, als elfjarige, niet door een paar overvliegende granaten en ontploffende bommen in Oosterbeek van weerhouden om te gaan kijken. Na het middageten op de Vogelweg in Oosterbeek was er op 17 september 1944 weinig te zien van de landingen. Joop ging samen met twee broers naar buiten en zag in de verte de parachutes vallen. Sommigen gingen niet open, herinnert hij zich.
Later kwam een buurman opgewonden vertellen dat de Engelsen er aankwamen. Hij had alvast een oranje Afrikaantje in zijn knoopsgat gestoken.
Die middag zagen de broers grote colonnes Engelse soldaten richting Arnhem lopen. Hun vader was net van plan, een paar door de Duitsers gevorderde fietsen op te halen van het stationnetje van Oosterbeek-Laag, toen een paar honderd meter verder de spoorbrug de lucht in ging. Joop en zijn broers zagen de Para’s op het spoorwegtalud wegduiken en hoorde schoten vanaf het Kema-terrein. Maar ze hadden geen idee waar het om ging en bleven gewoon rechtop lopen. Die nacht brachten ze op matrassen in de voorkamer door, maar al snel moesten ze naar de kelder om te schuilen.
De poten van de wieg van hun pasgeboren broertje moesten afgezaagd worden om mee naar binnen te kunnen. Toen de Duitsers terug waren in hun dorp, ging de familie Teunissen tot twee keer toe op pad met volgeladen fietsen, een karretje en de kinderwagen. Omdat hun voertuigen topzwaar waren en kantelden, bleven ze toch maar thuis.
Kort daarna ontdekten Duitse soldaten op hun dak een parachute met een mand vol munitie. Gelukkig begrepen ze dat vader Teunissen daar niets van afwist. Later brachten ze een Engels blik met eten. Dat bleek veel te zout. Niemand had gelezen dat de inhoud moest worden aangelengd met water.
Op 4 oktober kwam het bevel van de Duitsers voor de evacuatie. De weckpotten werden in de tuin begraven en iedereen trok zoveel mogelijk kleren aan. Via Otterlo kwamen ze een paar dagen later aan in Kootwijkerbroek, waar het gezin werd gesplitst en ondergebracht op twee boerderijen. Om onduidelijke redenen moesten ze in januari naar Epe verhuizen. Dat betekende dagelijks koolsoep en bevroren aardappelen uit de gaarkeuken.
Kort na de bevrijding moest vader Teunissen terug naar Arnhem. Daardoor had hij de kans om het huis schoon te maken. De Duitsers hadden alle deuren gebruikt om hun loopgraven te stutten, maar ze werden teruggevonden.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?