Jongens struinen door het Arnhems gevechtsgebied
Arnhem 17 september 1944
Er waren die dag hele drukke luchtactiviteiten van jachtbommenwerpers, er werden precisiebombardementen uitgevoerd en wonderlijk genoeg werden al die Duitse objecten in de stad eruit gehaald. Wij hadden niet in de gaten dat de Willemskazerne ook een groot militair object was, daar werden we gauw aan herinnerd. Toen die bombardementen werden uitgevoerd, gebeurde er verder niks. Een paar uur later vloog het gebouw in brand. Er lag ook allerlei munitie. Veel mensen gingen weg uit de binnenstad. Wij zijn donderdags vertrokken, wij waren één van de laatsten. We dachten, een paar dagen, dan zijn we vrij. Na vier jaar met dat gajes te hebben gezeten, verwachtten we dat wel. Wat later dacht ik, dit komt nooit goed. Als je achter Renkum en Ede landt, alle wegen waren eigenlijk ongeschikt.Die brug te ver was eigenlijk die Nijmeegse brug. Als je vanuit België komt, je hebt echt met militairen te doen. Die Duitsers konden er iets van hoor.
Dinsdagochtend begonnen we aan een tocht door het centrum van Arnhem. Vanuit ons huis op het Jansplein nr. 50 gingen wij, Piet Sanders 16 jaar, onze buurjongen en ik 13 jaar, de Utrechtseweg op.
Wij hadden ’s morgens al een gesneuvelde Engelsman gezien, bij het politiebureau op de Beekstraat. Die gesneuvelde man had heel eigenaardige kleding, het was een parachutist, die hadden andere kleding en schoeisel. Dat was voor ons eigenlijk een wereldwonder, een hele grote kerel, daar was Piet Sanders ook bij.
We liepen langs het station. Verderop in de kromming van de Utrechtseweg lag een vreemde figuur; vreemd uniform en even later iets verderop, nog voor het museum, lagen gesneuvelde militairen, die lieten ze niet dagen liggen, ze werden als het ware gelijk opgehaald.
Elisabeth Gasthuis Arnhem 2016
We liepen dus op de Utrechtseweg langs het Elisabeth Gasthuis, een kakofonie van Duits materiaal, er was geen Engelsman meer te zien. De Duitsers ja, verplegend personeel, meer niet. We gingen het ziekenhuis snel voorbij. Wij gingen de Wilhelminastraat of de Oranjestraat op. Het viel ons op, dat er daar op die stoepen, ze zijn vrij breed, twee rijen lichte Duitse tanks stonden. Wij vonden dat een overmacht aan Duits tankmateriaal.
Het enige wat we van de Engelsen zagen, waren carriers, een soort tanks, eigenlijk een infanterie wapen.
We zijn de Oranjestraat opgelopen naar de Koepelgevangenis.
Wat ons opviel aan de gevangenis, dat hij flinke granaat inslagen had, waar die vandaan kwamen, kon je niet zeggen, er stonden ook huizen en die mankeerden niks.
We liepen door tot de ingang van de KEMA. Bij de ingang kregen we de schrik van ons leven, daar hingen in een stuk geschut; twee parachutisten, verbrand! Het was tegenover de Alexanderstraat, daar kun je het KEMA terrein op. We dachten hoe kan dat, hoe kunnen die mensen nu verbrand zijn, dat moet toch een oorzaak hebben. Van dichtbij door een vlammenwerper geraakt? Ja hoor, daar op de hoek, in de tuin lag een SS man met een vlammenwerper op zijn rug.
Achteringang KEMA 2016
Ik beschouwde de ingang van de KEMA als de hellepoort, want als je daar doorheenging, dan had je kans dat je het niet overleefde. De dader, die SS man in de tuin, had wel een klein gaatje in zijn voorhoofd, dan heb je genoegdoening. Je loopt daar als ooggetuige, als snotneus 13, 14 jaar.
We liepen weer naar boven, hetzelfde proces, de muren van de gevangenis overal flink gehavend. Bovenin was een huisje, de vier personen die er woonden, lagen er dood, twee kleine kinderen en hun ouders. Eigenlijk had je toen wel genoeg hoor, het glas raakte leeg. We hadden maar een paar Engelsen gezien, een stuk of vier.
Toen hebben we de terugweg genomen, langs de Utrechtseweg, het Rijnpaviljoen, verder langs Onderlangs helemaal tot de oude haven.
Bij het Rijnpaviljoen zagen we lichaamsdelen. Ik vergeet het nooit, ik zeg tegen Piet: “Wat kun je toch snel wennen aan de dood”. Dat hield in één keer op. Er gebeurde iets eigenaardigs, het is geen grap, op de grond ligt een parelmoeren revolver. Na de bevrijding zag je die, in cowboy films, westerns.
Die Engelse officieren hadden de gewoonte om zo’n pistool te dragen, effectief had het geen nut, een stengun, brengun is veel sneller. Ik zeg tegen Piet: “liggen laten, liggen laten!” Je kunt nooit weten, het was toevallig, meer humoristisch ook, maar je kunt niet weten of ze het zien.
Bij Onderlangs waren volkstuintjes in de oorlog, daar hebben we weinig gesneuvelde Engelsen gezien in verhouding tot de Duitsers. En wat ons ook opviel waren de mensen in gevangeniskleding, die dood geschoten waren, die hadden waarschijnlijk een poging gedaan de Rijn over te steken. Er waren veel mensen in die gevangenispakken, die pakken kenden wij, wij zongen weleens in de gevangenis. Die gevangenen waren gevlucht of zo.
Wij lopen door en komen aan de rand van de oude haven, daar stonden toen ook, alle NBM bussen. (redactie: openbaar vervoersbussen).
Er was daar een school voor moeilijk lerende kinderen, de school was verlaten. De Duitsers hadden daar een groot mitrailleursnest. Een man of vijf met zware mitrailleurs. Wij kregen een “unheimliches Gefühl”. Toen kwamen we bij hotel “de Son”, er was brand geweest en er waren granaatinslagen in de huizen op de Oude Kraan. Er woonde niemand meer. Daar had je veel neringdoenden, bakkers en caféhouders.
Toen werden we aangehouden door een SS’er, hij schreeuwde naar ons “Das hier kein Spaziergang möglich war”. Met onze beperkte Duitse kennis snapten we, dat we daar niet mochten wandelen.
Ik denk dat mijn vader en moeder er ook op tegen waren geweest.
We hebben ons toen ten dienste gesteld van een man die ging evacueren, vanuit de , nou niet de sjiekste buurt. Wij konden hem helpen met een handwagen, om die de bult op te drukken. Wij kwamen dus niet langs die SS’er, die wou ons doodschieten. We hebben de handwagen de Bergstraat opgeduwd tot het Stationsplein. We zeiden hem goeiendag, hij bedankte ons en we gingen naar huis. Het bleek toch wel, dat we eigenlijk in het slagveld waren geweest.
Het laatste verhaal; wij zijn dus toen wij terug kwamen van de tocht door de stad, om het af te leren, op woensdag weer op stap gegaan. We liepen door naar de Rijn, daar werd nog gevochten. De Engelsen waren er nog en de Duitsers zaten er omheen. Wij zijn door tuinen van doktoren gelopen op de Eusebius Buitensingel, daar hadden ze heel snel graven gemaakt. We liepen tot aan de Rijn, daar was een veerhuisje, dat stond 40 cm naar binnen toe. Daar konden we net tussen en dat was maar goed ook, want er kwamen veel vliegtuigen uit het zuiden aanvliegen en die vielen de brugoprit aan. Daar stond alleen materiaal van Duitsers op. Die brug werd gebombardeerd, het was vreselijk. Wij zaten er tussen ingeklemd, een vreselijk inferno.
Er lag een Duits jachtvliegtuig in de tweede ven.
Ik weet ook nog dat we op het Velperplein zagen dat er dode Duitsers werden afgevoerd, wij jongens gingen overal kijken.
Tussen haakjes Piet Sanders is er niet meer, hij was drie jaar ouder dan ik. Een buurjongen nergens bang voor. Het eerste wat hij deed vlak na de oorlog was zich melden bij de stoottroepen voor Engeland. Na 40 jaar heb ik hem terug gezien. Ik heb hem opgedoken ergens in Wijk bij Duurstede. Hij zat in een rolstoel. Ik zei tegen hem: ‘Ik wou met jou even verifiëren wat waar is”. Ik zeg: “Geen flauwekul hè”.
Ik heb een tijd gehad, dan kwam ik op het Airborne kerkhof in Oosterbeek en dan dacht ik, het konden weleens militairen zijn, die ik gesneuveld heb zien liggen. En dat verandert, dan hebben ze een naam. We hebben het hele verhaal teruggehaald in drie dagen. Hij zei: “Je hebt ook een keer mijn leven gered”. Ik zat er op te wachten, ik houd wel van een onderscheiding. Hij had het over dat parelmoeren pistool. Een paar weken later is hij overleden, hij is gecremeerd in Bilthoven, daar ben ik geweest. Hij heeft bevestigd wat we gezien hadden.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?