Jarig op 17 september 1944
Zondag 17 september 1944 was de elfde verjaardag van Jopy Brouwer, de dag waarop ze een poppenwagen kreeg en een nieuwe strik voor in haar haar. Toen de Engelsen kwamen en er allemaal stroken zilverpapier door de lucht dwarrelden, dacht ze dat ze haar kwamen feliciteren. Destijds woonde ze aan de Tweede Spijkerdwarsstraat in Arnhem in een groot huis waarvan ze dacht dat haar ouders het als kosthuis verhuurden.
Hier hebben, zoals achteraf bleek, vooral veel onderduikers uit het verzet gezeten. Zo was er een kamer waar ze niet mochten komen, maar waar ze vaak het geluid van een typemachine hoorde.
En op zolder verbleef een man, Henk, die was helemaal kaal en bleef meestal heel lang uitslapen. Op een keer hadden de kinderen op een grote kleermakersplank een papier geplakt met daarop de tekst: ‘Grote pop staat voor twaalf uur niet op’. Dit hadden ze voor de deur van de zolderkamer gezet. Toen kregen ze flink op hun kop van hun ouders. Er werd ze verteld dat deze man in het verzet had gezeten maar was opgepakt en naar Ellecom was gebracht, waar hij kaal was geschoren. Meestal werden ze vandaar naar Duitsland gestuurd, maar Henk had weten te ontsnappen. De kinderen moesten onmiddellijk hun excuses aanbieden en mochten er verder met niemand over praten.
Hier hebben ze tot 23 september gezeten met ruim 20 man
Jopy’s moeder had voor haar verjaardag veel bonnen gespaard, dus ze aten die dag een heel bijzonder maal van karbonaadjes met sperzieboontjes en geel met roze surrogaatpudding toe. Maar niemand had verwacht dat ze dat zittend onder de trap op zouden eten vanwege de veiligheid. Later diezelfde dag, toen de sirenes loeiden, gingen ze allemaal naar de kelder. Hier hebben ze tot 23 september gezeten met ruim 20 man: Ook oma, een tante en een neef waren er inmiddels bij gekomen, omdat er naast hun huis een bom was gevallen.
Wasserij Kik en hondje Molly
Op een gegeven moment moesten ze uit de kelder en het huis verlaten toen een Duitser met een geweer hen eruit joeg. Daarbij verloor Jopy de groene schoentjes van haar pop, die haar broer voor haar had gemaakt. Ze vindt het nu nog jammer van die schoentjes. Lopend gingen ze allemaal op weg, maar bij het Velperplein werd geschoten. Jopy raakte haar ouders kwijt in de massa evacuées, maar gelukkig vonden ze elkaar later weer terug. Uiteindelijk kwamen ze bij Loenen, waar de groep werd opgesplitst.
Oma en tante werden ondergebracht in het plaatselijke kasteel; het gezin van Jopy kwam terecht bij wasserij Kik, waar ze weken lang met een man of 60 op de droogzolder sliepen op een laag hooi. De eigenares was eigenlijk helemaal niet zo blij met de evacuées en al helemaal niet met het hondje Molly dat Jopy had mogen meenemen. Onderweg hadden ze op het fietspad moeten lopen, omdat in de bermen nog mijnen konden liggen. Hondje Molly gehoorzaamde wonderwel en bleef de hele weg in leven. Op een dag zag Jopy dat de eigenares van de wasserij stiekem een scheut kokend water over het hondje goot, dat hevig begon te janken. In deze tijd leerde Jopy wel een handig trucje. Soms moest ze, op de bon natuurlijk eieren gaan halen in het dorp. Dan legde ze het bonnetje op de toonbank en terwijl de winkelier de eieren pakte, legde ze haar hand over het bonnetje en haalde het stiekem terug. Hierdoor kon ze er later nog een keer eieren mee halen. Pas later bedacht ze dat de winkelier het vast wel heeft gemerkt maar er niks van zei.
Ovomaltine en wittebrood
Vanuit Loenen gingen ze naar Hilversum, waar de jongste broer van Jopy’s moeder woonde. Er werd afgesproken dat ze wel onderdak konden krijgen maar geen eten, want die broer had zelf al een heel groot gezin. Terwijl zijn vrouw dus kookte voor haar eigen gezin, moesten wij maar zien hoe we aan eten kwamen. Soms kwam er een kar langs met Ovomaltine voor de evacuées en er was ook een soort gaarkeuken met soep en pap. Het Rode Kruis bracht soms boeken langs ter verstrooiing. Het eten was alleen zo weinig dat ze echt honger leden en op een gegeven moment was Jopy’s moeder zo verzwakt dat werd besloten dat ze met z’n allen naar Friesland zouden gaan. Ze konden mee met een legertruck van het Rode Kruis.
Het Rode Kruis bracht soms boeken langs ter verstrooiing
In Barneveld was de eerste overnachting. Hier sliepen ze op een soort zolder. Hondje Molly moest eigenlijk beneden blijven, maar miste z’n baasjes zo dat hij toch naar boven kwam. Toen hebben ze hem maar verstopt onder de dekens. Onderweg namen ze nog een jongen op die alleen reisde. Hij heette Koos en als er naar werd gevraagd zeiden we: “Koos hoort bij ons”. Uiteindelijk werden ze naar Sneek gebracht waar ze in eerste instantie werden ondergebracht in de huishoudschool. Hier kregen ze wittebrood met kaas te eten, uit Zweden. Dat was zo heerlijk na al dat oorlogseten, dat Jopy wel 16 sneden at en ontzettend misselijk werd.
Akkerwoude
Moeder kon alleen bij de dokter in huis ondergebracht worden, maar ze wilde met het hele gezin bij elkaar blijven. Dus ging het weer verder; eerst naar Leeuwarden, maar stadsschouwburg De Harmonie was al zo overvol, dat ze uiteindelijk naar Murmerwoude werden gebracht. Daar konden ze in een vakantiehuisje slapen. Dit was met kerst 1944. Uiteindelijk werden ze toch nog allemaal verdeeld over verschillende huizen en boerderijen en ook hondje Molly kwam ergens anders terecht. Jopy en haar zusje belandden op en boerderij in Akkerwoude. Op zich hadden ze het daar heel goed. Ze hielpen de boer bij het hooien en toen er twee kalfjes werden geboren mochten ze die afdrogen met stro en ze leren drinken. De kalfjes werden genoemd naar Jopy en haar zusje Willy.
Ook moest ze soms, als ze weer ergens de schuld van kreeg, alleen in het hooi slapen
Alleen de vrouw van de boer kon het niet goed met Jopy vinden en gaf haar altijd overal de schuld van. Zo moest ze een keer op een warme dag bij de melkfabriek een heel groot pak boter halen, maar door de hitte was die bij thuiskomst gesmolten. Toen werd ze opgesloten in een klein hokje waar ze nieuwe boter moest maken door melk in flessen te schudden; urenlang. Ook moest ze soms, als ze weer ergens de schuld van kreeg, alleen in het hooi slapen; in het donker waar ze de muizen hoorde ritselen. Op een gegeven moment had Jopy daar zo genoeg van, dat ze wegliep, zomaar de weilanden in. Eigenlijk moest het boerengezin die dag naar een bruiloft; de vrouw en de zoon gingen gewoon, maar de boer bleef thuis om haar ouders in te lichten en haar te zoeken. Uiteindelijk werd ze door een buurman gevonden en weer naar huis gebracht.
Vrede en vindingrijkheid
Eindelijk werd het vrede en werd het gezin weer herenigd. Ze kregen rood-wit-blauwe kleertjes aan die van een vlag waren gemaakt en alle fietsen en karretjes werden versierd. Van de terugtocht naar Arnhem herinnert Jopy zich vooral dat ze chocola kregen van de Canadezen en dat ze over de IJssellinie moesten, wat nog steeds heel gevaarlijk was. Toen ze bij hun huis aankwamen sprong het hondje Molly onmiddellijk van de kar; ze herkende het huis nog. Binnen was het meeste gestolen en wat er nog wel stond was kapot. Zelfs de piano was in stukken gebroken. De pan met erwtensoep stond er nog wel; overdekt met een laag schimmel. In de afvalbak vonden ze nota bene een paar hele chique nylons. Van de HARK kregen ze gelukkig nieuwe+ meubels en via de actie Amsterdam helpt Arnhem. Ter herinnering werd bij de ingang van het stadhuis een lantaarnpaal met een klok geplaatst: Arnhem dankt Amsterdam. Wat Jopy vooral aan de oorlog heeft overgehouden is dat ze er heel vindingrijk van is geworden; je leerde creatieve oplossingen te verzinnen. Na de terugkeer gingen ze bijvoorbeeld pannen zoeken om in te koken, maar daar zaten allemaal gaten in. De pannen werden uitgekookt met soda en de onderkant werd dichtgemaakt met een asbestplaatje en door de gaten werden schroeven gestoken. Zo was de bodem weer dicht, maar als je met een houten spatel in zo’n pan moest roeren, stootte je wel telkens tegen die schroeven aan. Na de oorlog moest Jopy eigenlijk weer naar klas 6, maar die mocht ze overslaan en meteen naar de Mulo. Dat wilde ze niet, want ze wilde naar de huishoudschool aan de Rijnkade. Dat leek haar veel leuker, al viel dat later wel een beetje tegen. Ze leerde naaien met krantenpapier en nepgaren, omdat er geen stof was. Ook moest ze de verroeste naalden met zand schoonmaken. Ook kookten ze met z’n vieren soep op één gaspitje en dan moesten ze op een papiertje schrijven welke ingrediënten ze erin zouden doen, omdat die natuurlijk niet voorradig waren. Het duurde nog lang voordat alles weer een beetje gewoon werd. Jopy is dankbaar voor wat we nu hebben, vooral vrede.
Wilt u nog meer prachtige verhalen lezen? Ga dan naar de homepage van Airborne memories of bezoek het Airborne Museum
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?