Jan, Jan, lèèf ie nog!

Joke is de jongste uit een gezin van 8 kinderen. Haar verhaal begint in 1940. Er kwamen heel veel vliegtuigen overvliegen, vanuit Duitsland. Toen hoorde ik van de oudere kinderen dat het oorlog was. Voor mij ging het leven gewoon door.

Mijn moeder nam de geit aan een touw

Er was wel voedselschaarste. Wij mochten 1 varken per jaar slachten en voor een groot gezin was dat erg weinig. Toen ik 17 was kwam het bericht dat we uit ons huis moesten. We woonden in Ooy, vlakbij het station van Zevenaar. Mijn moeder nam de geit aan een touw, vader had een fiets waarop de bagage werd gebonden; zoals dekens etc. en zo liepen we richting Didam. Onderweg kwamen colonnes Duitsers ons tegemoet en boven ons vlogen de vliegtuigen van de geallieerden.
We kregen onderdak bij een gezin in Oude Tol, een buurtgemeenschap. Er was 1 dochter in huis. Mijn oudste zuster was 27 en regelde veel. Ik giebelde veel met mijn 1 jaar oudere zus. Echte giebels waren wij vooral onder het pannenkoeken bakken.
Als er alarm was doken we de suikerbietenkuil in. De koffer die we dan bij ons hadden paste er niet helemaal in en stak met de punt uit de kuil. Daar is ook eens op geschoten.
Het gezin waar we bij in woonden had een eigen schuilkelder. Als het alarm over was, riep de vrouw steevast: “Jan, Jan, lèèf ie nog”?  “Ja”, zei Jan.
En iedere keer lagen mijn zusje en ik dan in een deuk!

Dwars door de bolhoed geschoten

Ook kwamen er wel Duitsers in de schuilkelder en mensen uit Groessen. De kogels floten regelmatig rond het huis. De Canadezen schoten op de slaapkamer van het huis. De mensen vluchtten.
Daar is toen nog een jongen uit Groessen doodgeschoten. In het weiland tegenover ons legden de Duitsers landmijnen.
Mijn oudste zus had verkering en haar vrijer kwam haar bezoeken. Hij was dwars door het mijnenveld gelopen, omdat hij dat toen nog niet wist. Later is er nog een koe op een mijn gelopen.
Mijn vader droeg altijd een bolhoed. Daar is door de Canadezen ook op geschoten, dwars door de bolhoed en niet door mijn vader, gelukkig.
Mijn oudste zus bad de hele dag de rozenkrans. Zij was zich natuurlijk meer bewust van de realiteit dan wij, die overal om giebelden. De mensen die gedood waren, werden met een doek bedekt en op een ladder afgevoerd. ’s Nachts vielen er brandbommen.

Wij zagen dat de Nederlandse vlag op de molen van Didam wapperde

De schuur, waar het Heilighartbeeld stond, dat ook door ons meegenomen was, brandde af.
Het beeld stond nog ongeschonden in de hoek.
Het viel mij wel op dat er veel oude mannen in het Duitse leger dienden.
Ze kwamen aan ons voorbij, toen ze zich hadden overgegeven en voor de Canadezen uit liepen.
De volgende morgen zagen wij dat de Nederlandse vlag op de molen van Didam wapperde.
Joke van AlstToen wisten we dat we bevrijd waren.
“Het had ook niet langer moeten duren”, zei mijn moeder, want anders was mijn oudste zus gek geworden. Toen konden we naar huis.
Vader had een flesje ‘suikerbietenolie’ meegekregen. Onderweg moest hij zijn band oppompen en vergat de olie mee te nemen.
Dat vonden we allemaal heel jammer.

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *