Een kind onthoudt alleen wat indruk heeft gemaakt

Wij waren met een klein gezin, vader, moeder, mijn 4 jaar oudere zus en ik, in een klein gezellig huis in de Hertenlaan op de Geitenkamp in Arnhem.
Mijn vader, 40 jaar, was typograaf bij de AKU (Nu Akzo-Nobel). Ergens in 1944 stopte hij met het werk, maar hij is niet ondergedoken geweest. Ik was in 1944 een klein kind van 7 jaar. Ik heb alleen herinneringen aan gebeurtenissen die op mij als kind indruk hebben gemaakt. Ik kan dus niet het hele verhaal vertellen.

Oorlogsjaren op de Geitenkamp

De Geitenkamp had in de oorlog niets met de Duitsers.

De NSB probeerde het krantje Volk en Vaderland te verkopen

Op zaterdagen probeerde de NSB, met muziek en optocht, het ‘Volk en Vaderland’-krantje op de Geitenkamp te verkopen. Niemand wou het hebben. Een buurman zei: “Veeg d’r je reet maar mee af”. En een ander, zo’n klein baasje een straatje verder, stond met de mattenklopper: “Durf eens binnen dat hek te kommen”. We waren dus best wat gewend.

Even naar Velp en terug

Van die zondag de 17e september 1944 heb ik niet veel gemerkt. ’s Avonds kwamen mijn grootouders van een zijstraat van de Sonsbeeksingel bij ons in huis. Zij zijn daarna richting Drenthe gegaan. Wij bleven gewoon in Arnhem, tot eind september. Toen moesten wij ook weg.
Mijn vader zei: “Joh, dat kan nooit lang duren, we gaan gewoon naar opoe”. Opoe woonde bovenaan de Daalhuizerweg in Velp. We liepen er iedere zondag naar toe.

In Velp zagen we gevangen genomen Engelse parachutisten

In Velp zagen we gevangen genomen Engelse parachutisten, met die rode baretten, de Daalhuizerweg afkomen. Mijn moeder zwaaide, maar kreeg een sneer van mijn vader, die bang was dat de Duitse soldaten het zouden zien: “Ben je nou helemaal gek”?
We zijn een paar dagen in Velp geweest en daarna gewoon terug gegaan naar Arnhem. Terug op de Geitenkamp kregen we Duitsers ingekwartierd in het huis van de buren, die niet terug waren gekomen. Die Duitsers waren verder hele aardige mensen, met dochters in dezelfde leeftijd. Die Duitser moest ook maar in dienst. Een hele aardige man.

Naar Ede
Na een paar weken moesten we in oktober voor de tweede keer weg. Vader had één koffer op de fiets gepakt. We liepen via de Schelmseweg naar de Amsterdamseweg. Daar kwamen we een bekende tegen: ‘Ome Jan’, een beetje een dikkige man, tramconducteur op de lijn naar de Geitenkamp. Vader kreeg een sigaar van Ome Jan. En Ome Jan at bij ons een koude pannenkoek mee.
Hoe gek kan je iets onthouden!
We zijn doorgelopen naar Ede. Daar werden we ondergebracht in een school. Mijn zus was ziek. Daarna kregen we het voorhuis toegewezen van een boerenhuis aan de Schaapsweg 27. In het achterhuis zaten andere mensen.
Toen we aankwamen was het al donker. Godsgelukkig dat we onderdak hadden. De volgende dag bleek het een afschuwelijke vieze troep. Er was geen toilet. Je moest op de emmer, die ’s morgens achter de heg werd leeggegooid. Daar hebben we 9 maanden gewoond.

Het toilet was een emmer die ’s morgens werd leeggegooid


Nood breekt wet: Schooien en jatten

We hadden te weinig te eten. Alles was op de bon. Mijn vader kon de straat niet op, vanwege de Duitsers. Dus mijn zus en ik moesten in de dorpen rond Ede proberen extra eten te vinden.
’s Woensdags kon je bij de slager in het dorp, na een hele tijd in de rij gestaan te hebben, een plakje leverworst krijgen. Bij de bakker kreeg je een ouweltje (wit plakje ongedesemd brood, gebruikt als merkteken op broden). Dat was niet op de bon.
Mijn tante, oom en twee nichtjes waren ook naar Ede geëvacueerd en ondergebracht bij een boer op de Veenweg. Als wij daar wekelijks speelden, zei mijn moeder dat we moesten proberen met het eten dáár te blijven. Dat scheelde weer. We hebben echt lopen schooien. Ik had in het ziekenhuis in Arnhem ooit een mevrouw uit Ederveen ontmoet, met een kippenfarm. Daar konden we nu schillen ruilen tegen eieren en melk. Die schillen haalden we op in de straat. Bij een buurman stonden de schillen naast de aardappelen. Dus dan gingen er schillen in de zak en dan een paar piepers en dan weer schillen en dan weer een paar piepers.Ik heb ook gekookte suikerbieten gegeten: Echt heel vies.

Ik heb gekookte suikerbieten gegeten: Echt heel vies

Het lukte niet altijd om eten te krijgen. Eens kwamen mijn zus en ik bij een boer. Een klein kereltje in het zwarte kousen-gebied. Met een pet, zo’n blauw jasje aan en grote pruim tabak in zijn mond. Wij vroegen of hij misschien een boterham voor ons had. “Nou, zolang je nog gien gras vreit, is ’t nog nie zo arg”. Dat is wel iets wat me nou nog pijn doet. Maar er waren ook boeren die wel iets deden. De boerin waar mijn tante zat, boerin Borre, bakte iedere dag twee broden en sneed ze in sneetjes, speciaal voor wie er langs de deur kwam. Maar ja, ik snap ook wel, er komen tientallen mensen aan de deur. Soms is het effe op en je moet ook zelf verder.
Later aan het eind van de oorlog had ze nog een kelder vol ingemaakt vlees. “Ja”, zei ze, “Kiek, ak ’t geweten had, dan had ik ook dat opgemaakt”.
We hadden niet genoeg te eten, maar wel altijd warmte. In de Schaapsweg stond de gasfabriek (nu een Rijksmonument), waar we ’s avonds over het hek klommen en cokes stalen. Toen het ontdekt werd, lukte dat niet meer, maar toen haalde ik ze, in een rare tas gemaakt van een oud vloerkleed, van de kar, waarmee kolen naar de bakkerij van de Duitsers werden vervoerd.
Ik heb heel wat gejat.

Bevrijding
Op de dag van de bevrijding, wij zaten in de schuilkelder van de buren, kreeg mijn vader nog een schampschot van een granaatscherf tegen zijn hoofd toen hij iets moest halen en in de deuropening stond. Afschuwelijk!
Verder hebben we in de hele familie geen lichamelijk geweld of pijn meegemaakt.

De Tommies zijn in het dorp

Bij de bevrijding riep een verpleegster, op een fiets bij iemand achterop: “De Tommies zijn in het dorp”. Het werd doodstil. ’s Avonds was het feest. Wij hadden een hondje; dat heette ook Tommy. Voor mij liep een Engelse soldaat. Ik riep dat hondje: “Tommy” en een Engelse soldaat keek om. Toen deed ie z’n jack open, haalde er een Penny-wafel uit en gebaarde dat het voor de hond was. Ik heb het aangepakt en ben hard naar huis gelopen. De hond heeft er ook een stukje van gehad, maar we hebben die wafel in vijven gedeeld. Dat hadden we jaren niet gehad.

Struinen door landgenoten
In juni 1945 zijn we teruggekomen in de Hertenlaan. Het huis had nauwelijks schade, maar er was wel het nodige meegenomen zoals de hele voorraad verstopte weckpotten (met zelf houdbaar gemaakt voedsel).
Waarschijnlijk zijn er dus toch wel mensen achtergebleven in de wijk. Dat is gewoon gestolen. Ook stonden er spullen van de buren in een ander huis aan de overkant.
Mijn vader is tijdens de evacuatie een keer terug geweest om winterkleding te halen. Hij was precies op tijd. Hij hoefde niets in te pakken. In de keuken stonden spullen klaar, ook kleding, om meegenomen te worden. Dat hebben geen Duitsers gedaan. Er is dus wel gestruind door Hollanders.

Na de oorlog
Terug in Arnhem, sloeg ik op de lagere school de tweede klas over, verloren door de evacuatie. Ik ging van klas 1 naar klas 3 (nu groep 3 naar groep 5). Heb er geen last van gehad. Mijn vader ging weer terug naar de AKU, maar eerst als bewaker op de Kleefse Waard.
Het leven ging snel weer verder.
Na de oorlog heb ik wel gepraat over de oorlogstijd met mijn zoon en dochter. Ik wil nog graag een keer met de hele familie, nu zonder mijn overleden man en schoonzoon, naar de herdenking in Oosterbeek. Ik raak nog altijd helemaal van de kaart als bij de herdenking de vliegtuigen overkomen.

Geen afkeer van Duitsers
Ik heb geen aversie overgehouden tegen Duitsers. Op Terschelling hebben wij later een Duits echtpaar leren kennen en het zijn echte vrienden geworden. Hij is nota bene op Terschelling overleden. Ik kon alleen niet met hem over de oorlog praten. Hij had gevochten in Arnhem. Die knul werd op zijn 16e van het gymnasium gehaald, pak aangetrokken en op transport. Hij heeft eerst ergens op de Veluwe gelegen en is tijdens ‘Market Garden’ ingezet in Arnhem. Ik zei tegen hem: “Ik wil het niet weten”. Zo’n aardig mens, echt waar. Er zijn ook heel wat Duitsers die geleden hebben. Oorlog is iets afschuwelijks.

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *