Ons huis stond in de gevechtslinie
September 1944 en 1984
Tijdens de slag om Arnhem zaten we in de kelder van ons woonhuis met banketbakkerswinkel op de Utrechtseweg 160 ter hoogte van het huidige “La Dame”, dat huis is nu weg.
In de kelder zat ik naast mijn vader, dat was mijn vader. Ik was niet bang.
Die kon je van alles beschermen? Waarschijnlijk wel.
Ik vond het ontzettend gênant als kind, als ik moest plassen op een ton daar in die kelder.
In die tijd spraken volwassenen nog geen Engels. Ons huis was echt in de gevechtslinie aan de oostkant , dus afwisselend Duits en Engels. Mijn vader was op een gegeven moment zo boos, wat voor een kloteherrie is het daar boven. Hij sprong de kelder uit en op dat moment waren er drie Engelse jongens in ons huis. Ze waren hun onderdeel kwijt, ze waren in ons huis op zoek naar collega’s waar ze mee verder konden. Later hoorden we dat ze behoorden tot de 156 batallion, die vochten eigenlijk op Dreijen. (Oosterbeek hoog)
Precies voor “La Dame” stopt hij, kijkt rond en zegt hier stond jouw ouderlijk huis
En nu spring ik veertig jaar later. Ik zit in Schoonoord. Toen ik getrouwd was hebben we met de herdenkingen in september, iedere keer Engelsen in huis gehad. We zitten in Schoonoord en een man in uniform zit ontzettend te kijken, te staren naar me. Daar houd ik niet van, dus ik ga met de rug naar hem toe zitten. Ik praat met mijn gasten en dan komt mijn dochter binnen, ze lijkt ontzettend op mij. Ze zoent me en op dat moment komt die veteraan naar ons toe. Hij verontschuldigt zich dat hij zo staarde, hij zag dat ik dat niet op prijs stelde. Hij vraagt is dat uw dochter. Ik zeg: “Ja”.
Hij zegt dan heb ik uw vader gekend. Ik zeg de goeie man is in 1967 overleden, dus dat lijkt me sterk. Nee zegt hij in de oorlog. Nu dat geloofde ik niet. Toen werd hij boos en zei: Trek je jas aan, dan zal ik je laten zien waar je woonde. Ik zeg tegen de anderen: “Let even op mijn koffie, ik ga even met deze meneer mee”. Precies voor “La Dame” stopt hij, kijkt rond en zegt hier stond jouw ouderlijk huis.
Het was één van de drie jongens, die mijn vader gezien had in ons huis in september 1944.
Ik lijk erg op mijn vader en mijn dochter ook. We hebben gepraat, ik ben met mijn dochter bij hem geweest in Manchester. Hij woonde in een verzorgingsappartement, hij was niet zo goed te pas.
Wij sliepen in een logeerkamer van zijn verzorgingshuis. Zijn kinderen wilden niks van de oorlog weten. Het was bijzonder dat na zoveel jaar zo’n man ons herkent. Zijn naam is Harry Boardman. Die jongens waren natuurlijk doodsbenauwd, ze waren hun onderdeel kwijt.
Terug in de puinhopen van Oosterbeek
Nou toen we terug kwamen was het een zooitje natuurlijk. Mijn vader had een banketbakkerszaak en dan heb je glasramen, die niet van glas zijn, maar van hout met een stukje cellofaan ervoor.
Je zei niet tegen je ouders dat je zere tenen had, je wist wel iedereen had het moeilijk. En de zaak ging voor een kind met kromme tenen.
Ik weet nog mijn eerste lange broek, die werd gemaakt van een paardendeken. Nou dat gun ik niemand, want je krabt je ongelukkig, dat ding jeukte verschrikkelijk. Dat ding was gewoon elastiek hier en zuuullke pijpen, maar het was warm.
De veldgraven in onze tuin zijn een poosje later pas geleegd. We kwamen uit school op de Wilhelminastraat, daar zaten we tijdelijk, de Paasbergschool moest nog opgeknapt worden.
Ik weet nog mijn eerste lange broek, die werd gemaakt van een paardendeken.
We gingen altijd door de poort achterom, maar die dag zagen onze ouders ons aankomen uit school en toen moesten we door de winkel. Het stonk heel erg naar carboleum, ze waren de vijf lichamen aan het opgraven in onze tuin. Ze hadden van die pakken aan en grote handschoenen. Wat we roken was een ontsmettingsmiddel. De jongens van; van de Wart mochten niet evacueren, die moesten graven delven, dat weet ik nog wel.
De soldaten werden op het Airborne kerkhof herbegraven. De schoolkinderen gingen bloemen leggen in september. En je kreeg allemaal een graf te verzorgen.
Op “mijn” graf stond: W. Edmond. Hij was verloofd met een meisje, daar heb ik een poosje contact meegehad. Zijn moeder is nog een keer met een bus met ouderen geweest. Toen zijn ze bij onze winkel gestopt. Maar de moeder is overleden en dat meisje kreeg nieuwe verkering en die jongen vond het niet nodig om contact te houden. Je schreef brieven in het Engels met een woordenboek, maar het verwaterde. Toen ik later eens in het Airborne museum kwam, zag ik aan de wand een foto van zijn veld graf met zijn naam en zijn helm.
Ik heb het parelmoeren hertje nog
Ik was kabouter bij Scouting en dan kwamen er pakjes van de Scouting in Amerika voor ons. In een bruin/beige geruit zakje met een touwtje zat een parelmoeren hertje, een broche en een klein koperen hertje, dat was een ringetje voor de scarf (sjaaltje) en een bloemetje met koper. Ik heb het nog, het touwtje klopte niet het was blauw met groen.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?