Hoe het begon
Ik weet nog wel Rhootje en ik waren net getrouwd.
Het was op een zondagochtend. We soesden nog een beetje na, even later, een paar geweldige inslagen, toen ben ik naar het raam gegaan. Ik zag vliegtuigen die daalden, goeie, wat is er nou aan de hand. Ik had het bombardement van die vliegtuigen gezien. We woonden op de Bato’sweg in Oosterbeek samen met mijn schoonouders Xeno en Tilly Münninghoff, kunstschilders.
Ik ben toen naar de Benedendorpsweg gegaan. Ik kon vanuit ons huis op de Rijn kijken.
Wie kwamen er voorbij, Engelsen. Het zijn dingen die je nooit vergeet, ik herinner me nog dat ik ze zag, ze waren gezellig, optimistisch. Ze moesten naar de brug nota bene. Onderweg langs de Rijn tegen die heuvels; gevochten, vreselijk gevochten, ik denk niet dat er veel van over gebleven zijn. Je moet niet denken, dat ik nu ga opscheppen, maar ik had maar één behoefte, kan ik met jullie mee. Als er toen een Engelsman was geweest, die had gezegd: ik geef je een mitrailleur, er komen Duitsers aan, we schieten ze neer. Dan had ik het met volle liefde gedaan. Ik had er natuurlijk nu nog spijt van gehad. Ik had het niet mogen doen, maar ik had het graag gedaan. Ik ben nog even bij die Engelsen gebleven. Ze gingen zitten waar de Benedendorpsweg zich splitst met de Grindweg (Jhr. Nedermeijer van Rosenthalweg). Eén van hen liep het weiland in, hij schoot iets af, een wolk en wroem hoorden we ineens. De Duitsers hadden hem in de gaten. En de Duitsers lieten de spoorbrug ontploffen. Die Engelsman wilde die brug eigenlijk redden.
Dacht u dat u bevrijd was, of dat het niet lang meer zou duren? Enorm, er was een enorm optimisme. Het idee van zo lang onder die Duitsers te zijn met alle ups en downs. Nu ja het verhaal van Bijtje. ( Het verhaal van Bijtje staat bij Ruud van der Veen, haar broer red.).
Er kwam een Engelsman, het gezicht helemaal zwart, angstig: “Where is Nimjoede”
Ik ben verder niet erg aangevallen, maar we zijn eens naar Amsterdam gegaan Rhootje, Bijtje en ik. Ik liep voor en Rhootje en Bijtje werden tegengehouden door Duitsers. Ze keken bij Rhootje in de tas, die had een boek van een Russische schrijver in de tas. “Das darfen Sie nicht lesen”. Ik keek om en zei: ‘Wat doet u daar?” Die Duitser schopte me tegen de grond, belevenissen. Er was overal censuur op, je mocht niet zomaar doen wat je wilde, een vreselijk bewind in wezen. Ik heb laatst weer zo’n uitzending gezien, zoals de Joden werden behandeld door die Duitsers, ontzettend die concentratiekampen, onmenselijk. Wij wisten dat toen niet, dat kun je niet bedenken. Het is vreselijk wat die Nazi’s hebben gedaan.
Weet u wat me zo intrigeerde, toen u weg moest uit Oosterbeek waar bleven toen de schilderijen van uw schoonvader? Waren ze verstopt?
Nee, we hebben geen tijd gehad om ze te verbergen.
Op dinsdag, een voor mij beroerde situatie. Er kwam een Engelsman, het gezicht helemaal zwart, angstig: “Where is Nimjoede” Nijmegen moest hij weten. Plotseling ontplofte er een bom bij het huis, waar ik stond met mijn fiets, een bom vlakbij, het was zo’n knal, ik realiseerde me even niets, even later lag ik achter een huis. Ik dacht; o jee ik ben geraakt, dat was gelukkig niet zo, ik deed zo (hij maakt een kruipende beweging met zijn ellebogen) door de schrik. En het moment van voor het huis staan en er achter liggen, dat weet ik niet. Zo hard was die klap, helemaal buiten bewustzijn. Toen ben ik naar huis teruggegaan en heb gezegd tegen mijn ouders: “Wij moeten hier weg, we kunnen hier niet blijven! ”
Vluchten
We zijn gevlucht naar de kelder van het Gemeentehuis op Bato’s park. Daarna heeft die verandering plaats gehad, de Engelsen verslagen en de Duitsers kwamen terug. Vandaar zijn we naar de modezaak van Camps gegaan aan de Utrechtseweg, daar zijn we opgevangen. Kom maar naar beneden, daar hebben we geslapen. Daar zijn wij, de mannen naderhand door de Duitsers opgeroepen, om Engelsen te begraven. Wat me opviel was het verschil tussen de Engelsen en de Duitsers, de Engelsen waren rustig en stil, ze gingen hun gang. De Duitsers waren bang en schreeuwden, altijd schreeuwen, reuze angstige mensen eigenlijk. Ze hebben ons meegenomen, het was een moeilijk karwei, maar dat hoorde erbij. We hebben de Engelsen in graven gelegd. Twee beelden die ik nooit zal vergeten. Er stond daar een wagen, er lag een dikke Engelsman op, een Duitser zei: “Die hat gut gefressen”, enz. even beledigen. Er lag een brief bij hem, ik keek op die brief, ik zie een brief van zijn vriendin. “Ik hoop dat je gauw terug komt, ik mis je zo, enz. Wat is oorlog toch vreeeeselijk! Wat onzinnig. Het is zo onzinnig, als je bedenkt jongelui die niets met elkaar te maken hebben. Ze vermoorden en martelen elkaar.
Toen we in die kelder zaten bij Camps was er nog iets heel bijzonders, we hoorden allemaal geschreeuw van de Duitsers, opeens begon er bij ons een jongen prachtig te zingen; Gregoriaanse muziek, wat een contrast, leek wel de hemel en de hel. Weer moesten we weg.
Wij vluchtten met ons vieren; mijn schoonouders Xeno en Tilly Münninghoff en mijn vrouw Rho. Mijn schoonvader was ziek, maar we moesten weg. Ik zie me nog lopen met mijn schoonouders en Rhodeke door het Bato’s park. Dat was wel wat hoor. De eerste keer naar Hoogerheide, toen weer naar huis. Ja, ik dacht dat die aanval van de Engelsen vanuit de Betuwe dat die zou lukken, maar het lukte niet. Ik dacht: die komen dadelijk wel, maar dat was niet zo.
Gregoriaanse muziek, wat een contrast, leek wel de hemel en de hel
Later was u bij Camps daar moest u ook weer weg. Ja, we moesten weer weg, ik zie me nog over de Utrechtseweg met hem sjouwen, heel wonderbaarlijk, daar bij het eind waar die dokter woonde, zag ik opeens een kar staan. Ik heb die kar gepakt, mijn schoonvader kon op de kar. Toen zijn we naar Overwoud ( buurtschap ten zuidoosten van Barneveld) gelopen. Daar zag ik tot mijn verbazing de boeren gewoon op het land werken. Dan denk je, hoe is het mogelijk, zij hadden niks gemerkt van het gevecht. Rho en ik zijn bij de familie van de Krol terecht gekomen, dat was een geweldig goed bezoek, in het begin een beetje vreemd. Echte boerenfamilie, ze zaten gewoon vanaf een ronde tafel te eten. Ze hadden voor ons een tafeltje gemaakt met borden. Ik zei: “Geen sprake van, we gaan aan tafel zitten en eten met jullie mee”. Er kwam bericht dat we over geplaatst zouden worden. Die vrouw ging huilend weg en heeft gezegd: “Wie wilt ze niet kwiet”. We mochten blijven, leuk hè. We zeggen mensen zijn lelijk tegen elkaar, maar soms zijn ze ook heel lief. Ja, dat is juist hoor. De mens heeft het koninkrijk der hemelen in zich, maar ook de duivel, allebei.
Uw schoonvader werd nog zieker en moest naar het ziekenhuis, las ik. Hij was bij een andere familie en we bezochten hem. Dokters hulp was in die tijd schaars of heel moeilijk. Hij had vreselijke pijn, hij keek me angstig aan. Hij had misschien een aspirientje genomen, maar ja wat is dat. Hoe lang duurt dat nog, ik zie nog die angst in zijn ogen. Hij is naar het ziekenhuis gebracht. In het ziekenhuis op het laatste moment heb ik hem gepakt, hij trok zich nog aan mij op, toen is hij overleden. Momenten die je nooit zult vergeten. Hij herkende u nog wel? Ja, ja Dan had hij ook steun aan u. Ja, we waren zeer op elkaar gesteld, hij was ook zeer op mij gesteld. Ja, hij was ook handschriftkundige, hij vond mijn handschrift, wel uh,
Muziek geeft me kracht, richting en orde. Dat ik er nog ben heeft daar wel iets mee te maken
Ik weet nog dat we voor onze slaapplaatsen matrassen nodig hadden, toen ben ik in Barneveld bij zo’n man geweest en die zat er zo ronduit, die wist helemaal van niks van die oorlog. Er was natuurlijk ook geen telefoon of radio toen. Nee, nee precies. Toen dacht ik wonderbaarlijk dat je uit een gebied komt, waar je van alles hebt meegemaakt en dan zit iemand, het gewone leven te leiden.
Zoals die boeren op het land, dan denk je hoe is het mogelijk, want zo’n stukje oorlog is geen kleinigheid. Ik heb ook dat vliegtuig gezien dat door de Duitsers geraakt was, het toestel raakte in vlammen, de piloot maakte eerst nog een bocht, gooide nog wat uit en toen is hij neergestort. Hij heeft postuum een onderscheiding gekregen.
Heeft u wat van die voorraden kunnen pakken? Nee, nee, het kwam niet in je op zelfs. Wij hebben geen voedsel tekort gehad, bij die boer zeker niet. Ik dacht opeens, ik ga mee werken. Ik ben vroeg opgestaan ik heb me gemeld en heb bieten uit de grond gehaald. Kan ik nog voelen, vreselijk koude handen. Ik heb ook met een kar met paard gereden. In noodtoestanden moet je, je goed leren aanpassen. We zijn bij die boer tot juni 1945 geweest.
Als er op het raam getikt wordt, iemand van een andere planeet, die vraagt wat vindt u van deze aarde
Toen zei ik tegen meneer van de Krol, nu moet je eens meegaan naar ons huis in Oosterbeek. Dat vond hij vreselijk angstig, want hij had nooit in de trein gezeten. Hij dacht ik kan wel in de trein gaan zitten, maar kan ik er nog wel uit. Nu we hebben het gedaan. Ik had één van de baby’s op mijn arm en zo ben ik Oosterbeek weer binnengelopen. In ons huis stonden nog twee vleugels en Rhootje ging achter de piano zitten, hij zei alleen maar: “ Wat zul je daar moe van worden”. Hij lacht hartelijk. Daarna zijn ze naar de fotograaf gegaan, die heeft de hele familie gefotografeerd.
Heeft muziek u ook over al die verschrikkingen van de oorlog heen geholpen? Muziek is een bijzondere kracht. Ik weet nog toen ik gevlucht was en toen ik terug kwam, was er één ding veranderd, ik kon geen romantische muziek meer horen. Alleen toccata’s van Bach dat kon, ik kon zeker geen Chopin of Schubert spelen. Bach dat kon, die kracht is puur, dat is zuiver, niet het extreme, niet opgelegd, natuurlijk is het ook emotioneel, maar dat is dan verwerking, dat is harmonisch, gek hè. Liefdevolle emoties kon ik niet tegen. Je hebt vreselijke dingen gezien, een modderig pad met ribbels, daar bleek een Engelsman onder te liggen,een tank was over hem heen gereden, zulke dingen. Ja, ja dat ging zo, ik moet er niet aan denken. Dan ben je geraakt. Vreselijk wat die Nazi’s gedaan hebben, die Jodenkampen, vreselijk met zo’n overmacht. Hopelijk komen die tijden nooit terug, maar dat is niet zo, daar ben ik eigenlijk teleurgesteld over. Nu kunnen we als er op het raam getikt wordt en er komt iemand van een andere planeet, die vraagt wat vindt u van deze aarde. Dan moet ik zeggen, nou afgezien van de goede dingen, over het algemeen is het een chaos.
Daan Droogleever en zijn vrouw Rhoda Münninghoff zijn musici.
Rhoda overleed in 2010. Daan Droogleever nu 97 jaar, componeert nog altijd en geeft nog steeds pianoles.
Ik vond het een heel mooi en indrukwekkend verhaal.
Ikzelf heb de oorlog niet meegemaakt.
Heel goed dat deze verhalen opgeschreven worden en doorverteld.