Het oorlogsdagboek van Christien Vermaas – 1 t/m 4 Okt. 1944

Zondag 1 October 1944

We konden niet naar de kerk, de kerken waren de lucht in. Het was een akelige dag. Niets geen Zondag. Ik had de moed niet, een andere jurk aan te trekken. We hadden nu al 14 dagen de kleren niet uit gehad. Dien dag druk met slachten, we hadden Woensdag geslacht en we durfden niet eerder wat te doen, omdat die Duitsers kwamen, maar deze waren geschikte lui, ze kwamen alleen binnen om water te halen. Het was erg op dien dag, de hele tijd granaten, pantserslagen en afweergeschut. ’s Morgens waren er 3 tanks gekomen, ze stonden tegen het huis en de schuur.

We dachten allen: ons laatste uur is geslagen. Toen konden we bidden

Maandag 2 October
Een verschrikkelijke dag. In alle vroegte al Tommies. Als er bommenwerpers kwamen, dan schoot het afweergeschut niet, daar waren ze bang voor. Walter, één van die Duitsers, een geschikte vent, had tegen René verteld, dat als de jagers rode strepen achterlieten, er een bombardement volgde.
Ineens komt René binnen: “Blijf in de kelder, er is gevaar”. Toen kwam hij: “Het is voorbij”. Een ogenblik later: “Blijf in de kelder”. Daar begon het, een bombardement van jawelste. We dachten allen: ons laatste uur is geslagen. Toen konden we bidden. In de kelder sprong een ruit, de ruiten van het huis en het hout dat er voor getimmerd was, vlogen er ook uit. De grond die trilde, de muurtjes in de kelder gingen heen en weer. We zaten met de handen aan het hoofd, de vingers in de oren, sommige met het hoofd in de kussens. Het leek of er geen eind aan kwam. Eindelijk kwam de verlossing. René kwam zeggen, dat ze voorbij waren, dat er honderden bommen gevallen waren; in Huissen op ’t Zand en op de Pol. Mia en ik gingen naar Lamers; de buren. Daar was het gewoon verschrikkelijk; de dakpannen eraf, de ruiten er allemaal uit, één stof rommel van jawelste. Alle huizen zagen er zo uit. Het Klaphek was in elkaar, de smid had ook de helft van zijn huis verloren. Van de Zandse kerk af waren de meeste huizen weg. ’t Huis van Miep Leenders dat was ingericht als Rode Kruis post voor de Duitsers, was ook getroffen, de gewonden lagen te kermen. Bartje Westenend met z’n vrouw waren dood, het kleine kindje leefde nog. Als je richting Huissen keek, zag je één brand, ’t was vreselijk.

Vanaf 17 september 1944 werden Huissen en het Looveer, regelmatig getroffen door bommen en granaten. Meer dan 200 mensen kwamen om, vooral bij een groot bombardement op 2 oktober 1944. (Redactie)

We gingen weer naar huis, we hadden genoeg van de ellende gezien. Het brandde nog erg in Huissen. René en Jos waren daar al weer naar toe. Toen die terug kwamen en alles vertelden, kon je ’t haast niet geloven. Het huis van Piet Schrijver afgebrand, zijn vrouw en twee kinderen dood.
Nel en Bertha Lamers dood en hijzelf zwaar gewond. René had hem nog verbonden. De huizen van Hendriks, Giesbers en Huisman afgebrand, maar wonder boven wonder geen doden. De huizen van Jan Lamers, Vliem en Oldenjunink in elkaar. Deze twee laatsten waren net ’s morgens in alle vroegte vertrokken. Jan Lamers en een kind gewond. Het huis van Siepman en van Steijntjes van voren in elkaar. Vlak bij het gemeentehuis een zware bom. Bij Wout Kersten en Rik van Dalen, de boel in elkaar, maar daar ook geen doden. Op de pastorie één bom; de Pastoor, de twee meiden, twee paters, een meisje van Brons en een meisje van Nijenhuis, allemaal dood. De doofstomme van Nijenhuis bleef over. Bij Berends; Toon, de vrouw en drie kinderen, de oude Berends en vrouw dood in de kelder. Abeling en de vrouw en zuster Wisseling dood. Achter de gracht de huizen in elkaar.Thé Bodéwes dood en dan nog allen die we niet weten. Van Lentjes de moeder van vijf kinderen enz. Tante Anna kwam bij ons, helemaal overstuur; die had er precies middenin gezeten. De huizen om haar heen waren getroffen. De mensen waren allemaal de polder ingevlucht. ’s Avonds om 7 uur komt H. Jeurissen bij ons en vertelt, dat hij met z’n broers de volgende morgen vertrekken en komt vragen of wij meegaan. Dat bracht allen op ’t idee weg te gaan. Alleen Ma en Wim hebben niet veel zin, maar na lang praten zijn die ook overgehaald. Toch vond ik het verschrikkelijk om weg te gaan. Al m’n dierbare dingen kwamen voor m’n geest. ’s Morgens zou er een wagen gehaald worden uit de Bredestraat en dan zouden we om 6 uur vertrekken. De gehele nacht niet geslapen. Granaten en panterslag niet van de lucht. Ik zat te piekeren, wat ik allemaal mee moest nemen.

Op de brug aan de Arnhemse kant lag het vol uitgebrande en gebombardeerde auto’s, tanks. De huizen langs de brug allemaal hetzelfde lot, tot en met het Buitensingel.

Dinsdag 3 October Eindelijk op de vlucht
5 uur op. Aangekleed was je al. Iedereen sleepte, pakte in. Af en toe, als een granaat insloeg, holde alles naar de kelder. René en Jos bleven thuis, die zouden ’t vee en alles blijven verzorgen. Gert Lamers kwam afscheid nemen, hij was erg droevig, geen wonder, drie zusters dood, een zwager, neefje en nog gewonden.
Voor mij liepen Stien en Mia met de kinderwagen. Ik moest Tante Lies en Oom Willem, die dien nacht op het klooster geslapen hadden waarschuwen en Pater Meyer zeggen dat zijn jas nog bij ons hing. Een  Frater zei dat hij de gehele nacht geholpen had met gewonden en nu even rustte.
Huissen zag er verschrikkelijk uit, de straat vol puin, al die vernielde huizen en geen mens op straat.. We moesten door Huissen, over de dijk lagen bomen. Overal kwamen mensen met kinderen uit de polder, daar hadden ze de nacht doorgebracht. Door de tanks was op sommige plaatsen de weg heel erg slecht.
In Arnhem Zuid zag je weer tekens van de strijd, zoals dode paarden langs de weg, die heel erg naar roken. Ook waren verschillende straten weggebrand en gebombardeerd. De Duitsers waren aan ’t plunderen. Ons kreupel paard trok best. Op de brug reden de Duitsers nog. Toen we midden op de brug waren, kwam er een grote Tigertank aan, de brug onder ons trilde en beefde en een lawaai, dat horen en zien je verging. Vanaf de brug zag je overal punten en masten van opgeblazen schepen.
De prachtige “Wilhelmina” lag ook doormidden.

Op de brug aan de Arnhemse kant lag het vol uitgebrande en gebombardeerde auto’s, tanks. De huizen langs de brug allemaal hetzelfde lot, tot en met het Buitensingel. Je kwam er geen mens tegen, alleen Duitsers. Een uitgestorven stad. Even buiten Arnhem kwamen de Tommies weer laag over. Een spervuur werd geopend en de schrik sloeg ons om ’t hart. Stien zat al achter een hek.

In Velp was alles gewoon, je kwam er van bij, mensen liepen op straat, je zag een melkboer. Gelopen tot Rheden, toen een eindje gefietst tot Dieren. Het was slecht weer, gehele tijd regen. We kwamen veel Duitsers tegen: langs de IJssel zag het zwart van mensen, die aan de linie moesten werken. We reden allen met witte vlagjes, het teken van evacués. In Zutphen bracht ons een Rode Kruisman bij een boer, daar konden we in ’t stro slapen.

Woensdag 4 October
We trokken verder naar Nijverdal. Ik kon niet ver lopen, want mijn schoen was doormidden gebroken. Onderweg nog last gehad van fietsen vorderen, een omweg gemaakt en zo de dans ontsprongen. We kwamen in Nijverdal bij Van de Wilk. Daar kregen we lekkere koffie, dat smaakte ons best. We sliepen naast Van de Wilk in een prachtig huis. ’t Paard had onderweg nog even kuren gehad, het wilde niet vooruit; we schrokken allen erg. Moeke was erg moe. Dien nacht steeds een Engels vliegtuig, griezelig, ook bommen gevallen. De volgende morgen  vertrokken we om ongeveer 8 uur.

Donderdag 5 October
Ma en Tante Anna verdwalen, maar komen toch goed terecht ten leste. Dien dag met Henkie, tevens zijn moeder en zuster, de gehele dag gelopen; ongeveer 45 km. Onderweg toch nog wel gelachen. Jan heeft ook haast helemaal meegelopen, maar had last van een spijker in z’n schoen. Mijn schoenen waren in Nijverdal gelukkig gemaakt. ’s Avonds in ’t donker kwam Coevorden in zicht. We kwamen nog Duitsers tegen, die ons vroegen, waar we vandaan kwamen, enz. Ze waren erg nieuwsgierig. We kwamen kwart voor 8 binnen, om acht uur moest iedereen binnen zijn.
Tante Anna, Papa, Bertus, Wim, Tante Lies en Oom Willem bleven in Hardenberg bezig met het paard, dat niet verder kon komen. ’s Nachts geslapen bij Sluyters met Anny Martens.

De volgende dag Vrijdag 6 October kwam om 12 uur de rest van de ploeg. Erg druk met overal bedden te maken. Anny, Mia en ik sliepen met z’n drieën op de grond.

Deze mensen bleven de rest van de oorlog in Coevorden bij familie, er was daar eten.  Er werd zelfs een keer een koe geslacht. Ook werd er minder gevochten dan in de buurt van Arnhem.
Van oktober 1944 tot juni 1945 was de gemeente Huissen geëvacueerd. Geen Huissenaar was dus getuige van de bevrijding op 2 april 1945. Daarbij waren naast Britse en Canadese ook Belgische militairen betrokken. (redactie)

 

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *