Geëvacueerd van Arnhem naar Arnhem
Ben Roelofs was 18 jaar oud in september 1944 en het oudste kind in ons gezin met 5 kinderen.
Ze woonden in de Gogelstraat nr. 20, in wat nu het Statenkwartier heet.
In mei 1944 deed ik eindexamen aan de R.K. HBS (Hogere Burgerschool, voorloper van het Atheneum) aan de Velperweg.
Ik kreeg per 1 september werk bij de AKU (Arnhemse Kunstzijde Unie, voorloper van AKZO-Nobel) op de Kleefse waard, voor 35 gulden in de maand. Ik heb er maar 2 weken gewerkt.
Op vrijdag 15 september moest ik, omdat ik 18 was, me bij de Duitsers melden voor de Arbeitseinsatz. Ik meldde me niet, maar dook onder bij mijn oma in de Hoveniersstraat, voorin in Klarendal.
Daar was een alkoof waar ik kon slapen. Ik ben er maar twee nachten geweest.
Op 17 september brak het geweld los. Ik ben bij vrienden van bakkerij Kusters aan de Hommelstraat op het platte dak gaan kijken. Vandaar af kon je de parachutisten in het westen zien.
Toen ben ik maar teruggegaan naar de Gogelstraat. Onderduiken hoefde niet meer. De Duitsers hadden toch geen tijd meer om mannen op te pakken. In de Gogelstraat hoorde je wel de beschietingen bij de Rijnbrug, maar verder heb ik er weinig van gemerkt. Na een week kregen we van de Duitsers het bevel dat we weg moesten. We zijn met ons hele gezin lopend en met een paar fietsen via de spoortunnel in de Vosdijk naar de Velperweg gegaan, richting Velp, zonder bestemming. Achteraan op de Velperweg woonde een oom van mijn moeder. Hij was tuinman bij het Sacré Coeur. Dat was een internaat voor Rooms Katholieke meisjes met een groot park (op de plaats waar nu Regina Pacis en het Sacré Coeur-park is gevestigd). Maar het Sacré Coeur was inmiddels gevorderd door de Duitsers en zat vol met gewone oudere Duitse militairen, géén SS-ers.
Het Sacré Coeur zat vol met oudere Duitse militairen, géén SS-ers
Die Duitsers verlangden naar het einde van de oorlog. Voor hen hoefde het niet meer. Mijn oudoom werkte er nog steeds als tuinman. Hij had goede contacten en hoefde niet met zijn vrouw en dochter te vertrekken.
Ook wij zijn niet verder getrokken en hebben de hele evacuatieperiode bij hem doorgebracht, in het Koetshuis aan de Velperweg, op de hoek van de Remagenlaan, nog geen 3 kilometer van de Gogelstraat!
Leven op Sacré Coeur, in leeg Arnhem
Het leven op Sacré Coeur was heel apart. Het was een eiland in een verder leeg Arnhem (uitgezonderd de Geitenkamp en het Openluchtmuseum).
Aan de Velperweg, waar nu het viaduct van de A12 ligt, was een Duitse barricade. Als je naar Velp ging, moest je er langs.
Ik werd al gauw opgepikt omdat ik geen Ausweis had en werd gebracht naar Hotel Naaf in Velp. Daar wachtten mannen, die moesten gaan werken aan de IJssellinie bij Westervoort. Ik ontmoette een schoolkameraad: Piet van Hooijdonk.
Toen de kleine vrachtwagens aankwamen, wilden de mannen er snel in om de beste plekken te bemachtigen, maar ik zei tegen Piet: “Je kunt net zo goed aan de laatste boom hangen als aan de eerste”.
En we schuifelden telkens naar achter in de rij.
Toen er nog 7 man over waren, waren er geen vrachtwagens meer
Toen er nog 7 man over waren, waren er geen vrachtwagens meer. We mochten naar huis!
In Vreedenhof, naast Sacré Coeur, zaten mannen, opgepakt in het westen van het land, die dagelijks naar Westervoort werden gebracht. ’s Avonds kon ik er door de tuin naar toe.
Dan ontmoette ik mensen waar je gewoon mee kon praten. Het werden vrienden.
Maar ik had nog steeds geen Ausweis en werd later weer opgepakt. Ze brachten me naar een dichtgemetseld huis aan de Vondellaan. Een provisorische gevangenis. Ze vroegen waar ik vandaan kwam. Ik gaf Vreedenhof op.
Je moet even Heil Hitler zeggen
Een soldaat bracht mij terug. Toen ik binnenkwam stuurde ik een vriend naar buiten om de soldaat te groeten: “Je moet even Heil Hitler zeggen”. Daarna vertrok de soldaat. Zo ontsprong ik de dans.
Ik ben ook eens vastgezet in de school aan de Vijverlaan. Maar ik had op die school gezeten, dus ik kende het gebouw en ’s nachts kon ik ontsnappen. Je weet niet wat je meemaakt. De hele stad leeg en aardedonker. Gelukkig kende ik de weg.
Er was voldoende eten op Sacré Coeur.
Jongeren die zonder Ausweis langs de barricade konden, haalden groente en fruit voor familie in Velp.
De Duitsers besloten hun paarden te slachten
De Duitsers hadden een paardenstal, maar besloten hun paarden te slachten. Ze hadden ze niet meer nodig. Wat er over bleef van het vlees kregen wij. Er zijn ook koeien geweest. Die kwamen zomaar aanlopen over de Velperweg. Eerst hadden we melk, maar later zijn ze ook geslacht, gewoon buiten.
Het was een rotzooitje op Sacré Coeur. Er gebeurde van alles.
April 1945: Gevechten aan de Remagenlaan
Van 1 tot 4 april 1945 is er hard gevochten rond Sacré Coeur. De Engelsen rukten op vanuit het huidige Presikhaaf. De huizen aan de Remagenlaan werden door de Engelsen in brand gestoken.
Wij zijn eerst gevlucht naar de familie van Schaijck bij de spoorwegovergang. Later mochten we van de Duitsers met de hele familie, 10 man, schuilen in de kelder van het Sacré Coeur. De Duitsers zelf vluchtten.
De kelder hing vol met gestolen tapijten. De Duitsers zeiden dat als wij nog wapens vonden, we die in de vijver van het Sacré Coeur park moesten gooien. We hebben inderdaad wapens in de vijver gegooid. Misschien liggen ze er nog.
Toen de Engelsen Arnhem binnentrokken moest ik overschakelen van Duits op Engels. Dat viel niet mee. Ik heb de Engelse soldaten het hele Sacré Coeur-gebouw laten zien. De Engelsen waren bang voor boobytraps.
Een paar dagen later in de lege stad, werd ik opgepakt door de Engelsen en heb een nacht doorgebracht in het schoolgebouw van het Stedelijk Gymnasium. Ik moest komen werken in de Engelse keuken in de stad. Fantastisch. Goed eten. Ze boden me ook aan verder mee te trekken naar Bremen. Ik wou wel, maar mijn vader verbood het. Vaders wil was toen wet.
Vlak na de bevrijding was ik actief bij het ophalen van hulpgoederen. Met militaire vrachtwagens haalden we, uit het hele land, geschonken spullen voor Arnhemmers.
Daarna heb ik weer 14 dagen bij de AKU gewerkt, net als vlak voor de Slag om Arnhem.
Nu voor 55 gulden per maand, maar ik zag een advertentie van de Politieke Opsporingsdienst (actief bij de opsporing van NSB’ers/collaborateurs).
Daar kon ik 90 gulden per maand verdienen met administratief werk, in de witte villa in Sonsbeek.
Ik had altijd voor de politie willen werken, dus ik heb de AKU vaarwel gezegd.
Er waren slechte en goede Duitsers
Ik heb niets tegen Duitsers. In de oorlog had ik geleerd dat er slechte Duitsers (vooral SS-ers) en goede Duitsers waren.
In 1950 ging ik werken bij Agro-chemie op de Boulevard Heuvelink. Agro was een dochter van Bayer, een Duits bedrijf. We hadden toen nog een vergunning nodig om uit Duitsland te importeren.
Na de oorlog heb ik niet veel over de oorlog gesproken, maar ik heb er totaal geen problemen mee.
De spannende tijd in Sacré Coeur had ik niet willen missen.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?