Een ooggetuige vertelt, aangevuld met dagboekfragmenten
Deze bijdrage bevat delen van het interview dat op 20-3-2014 is opgenomen op video ten behoeve van de tentoonstelling “Van Huis en Haard” te zien in het Airborne Museum tot febr. 2016. Lous beantwoordde spontaan de vragen die gesteld werden door Frodo Terpstra.
Ik ben Lous Rutgers. In 1944 was ik 23 jaar oud. Ik was twee jaar getrouwd en woonde samen met mijn man Gerrit in een wijk net buiten het centrum van Arnhem.
‘Op 17 september 1944 breekt een enorm kabaal los. Luchtalarm. Een golf van vliegtuigen trekt over de stad. Duits afweergeschut vuurt onafgebroken. Strooibiljetten vallen uit de lucht: Nederland wordt bevrijd! De situatie in de stad is verwarrend. Engelsen vechten verwoed tegen de Duitsers. Ze worden teruggedreven. De binnenstad staat in brand. Mensen vluchten uit het centrum. Gelukkig kan ik helpen. Ik werk voor het Rode Kruis. Buiten de poorten van de binnenstad vangen we de vluchtelingen op. De meesten hebben alles verloren.’
Citaat uit het dagboek van Gerrit Rutgers, in 1944 was hij 30 jaar en hij is de in 1972 overleden echtgenoot van Lous.
`Op 23 Sept. heeft Lous vanaf 10 u dienst, gedurende 24 u op een Roode Kruispost in Klarendal, waar de evacués uit de binnenstad worden doorgestuurd naar de Geitenkamp of nog verder, de stad uit.
24 Sept. We hebben eenige koffers gepakt en een kist met linnengoed in de tuin begraven.`
‘Vandaag moeten we de stad uit. Gerrit en ik staan om zeven uur op. We treffen de laatste voorbereidingen. Het is zo moeilijk. Wat moeten we meenemen? En waar laten we de waardevolle spullen? We hebben een mooi blauw servies en zilver bestek gekregen voor ons huwelijk. Daar mag niets mee gebeuren! We besluiten het blauwe eetservies, het theeservies en wat zilveren voorwerpen onder de vloer van ons huis te verbergen. Gerrit breekt wat planken open en legt het er voorzichtig neer. Dan maakt hij de vloer weer dicht. Ik hoop maar dat niemand op het idee zal komen daar te gaan zoeken. Ons nieuwe linnengoed stoppen we in een kist. Die begraven we, verpakt in een keukentafelzeil, in de tuin. Zou dat niet vochtig worden? Het afscheid van ons huis kost moeite. We hebben hier sinds ons huwelijk zo fijn gewoond! Maar we spreken onszelf moed in. En we hebben goede hoop snel weer terug te kunnen keren. Dag huis! We pakken onze spullen en gaan op weg.’
Onderweg
‘Op de Apeldoornseweg is het een onafgebroken rij van loopende, fietsende en rijdende menschen. (…) De rust in de bosschen doet weldadig aan na al het kanongebulder van de laatste dagen. We zijn in één ruk doorgelopen naar Woeste Hoeve.’
citaat uit het dagboek van Gerrit Rutgers.
Van Huis en Haard
‘We zijn in Beekbergen. We worden door het blokhoofd naar ons evacuatieadres op de Engelanderweg gebracht Hij organiseert hier de evacuatie. Het is onoverzichtelijk. Per dag komen er duizenden evacués aan. Ze moeten allemaal een slaapplaats in de omgeving krijgen en voedsel. Gerrit en ik helpen mee met het registreren en delen voedselbonnen uit. Van mensen die net zijn aangekomen horen we ook de laatste nieuwtjes. Wie zit waar? We krijgen het droeve bericht dat er buren zijn omgekomen tijdens beschietingen uit de lucht door Engelsen.’
‘Iedereen heeft een slaapplaats. Maar we zijn bang voor razzia’s. De Duitsers zijn op zoek naar werkkrachten. Ze sluiten hele dorpen af en gaan van deur tot deur op zoek naar gezonde mannen. Telkens steken er wilde geruchten de kop op: dat de Duitsers er aankomen. Ik hoor getik op het raam. Drie keer. Het teken van de buurman, dat Gerrit moet vluchten. Hij snelt het huis uit, om zich buiten te verstoppen. Daar wacht hij uren. Ik zit in spanning. Maar de Duitsers laten zich niet zien. Het is vals alarm.’
‘Ik fiets door het bos. Plotseling hoor ik een vreemd jankend geluid in de lucht. Even is het stil, dan volgt… een enorme knal! Ik sla tegen de grond. Er vliegen scherven door de lucht. De grond trilt. Dan is het stil. Als ik opkijk, zie ik 20 meter van me vandaan een rokende krater. Alle bomen zijn weggevaagd. Ik loop er voorzichtig heen. Ik sta te trillen op mijn benen! Een jongen naast me zegt dat het een V1 is, een Duitse raket. Een wonder dat ik ongedeerd ben. Nu leven we in grote angst. ’s Avonds horen we V1’s en V2’s overvliegen. Steeds denk ik: als ze maar niet uit koers raken en uit de lucht vallen!’
Arbeidsinzet
‘Maandag 2 october. Zaterdagmorgen moesten allen mannen van 17-50 jaar zich in Apeldoorn melden, voor werk aan de IJssellinie.(…) Om het bevel kracht bij te zetten, hebben de Duitsers de lijken van 40 vrijheidsstrijders, die de afgelopen dagen zijn gefusilleerd, langs de weg gelegd, voorzien van een bordje “Terrorist”.(…) Om 1 uur is de drijfjacht begonnen op degenen die niet aan het bevel hebben voldaan. (…) De dag duurde ongehoord lang, omdat ik me heb moeten schuilhouden in de tuin tussen de tabaksplanten.
citaat uit het dagboek van Gerrit Rutgers.
Spookstad
‘We hebben een vergunning gekregen. We mogen naar Arnhem om spullen op te halen. Ik pak mijn fiets en Gerrit heeft een handkar geregeld. We vertrekken om zes uur in de morgen. We willen de kist met linnengoed ophalen, die we in de tuin hebben begraven. Maar Gerrit wordt buiten Arnhem tegengehouden door Hollandse SS-ers. Ik loop door. Aangekomen bij de tweede wacht, mag ook ik niet verder. Er zou sabotage zijn gepleegd. Samen met een aantal andere vrouwen wordt ik twee uur vastgezet. Dan mogen we weer naar buiten. Ik keer terug naar Beekbergen. De tocht is mislukt. Gelukkig zie ik daar Gerrit weer.’
Voedseltocht
‘Vandaag ga ik er op de fiets op uit. Kerst staat voor de deur. Maar we hebben niets meer te eten. Ik moet ergens wat op weten te scharrelen. Het is koud en nat. Er staat flinke wind. Waar zou ik nog voedsel kunnen vinden? Ik fiets helemaal naar Warnsveld. Daar weet ik nog wat los te krijgen. We zijn voorlopig gered. Maar voor hoelang? Kerst vieren we sober. We verlangen zo naar huis!’
Eind februari is er niets meer te eten, behalve wat soep uit de gaarkeuken. Ik ga opnieuw de IJssel over om eten te halen. Gelukkig kan ik langs de Duitse posten glippen waar alles wat je mee wilt nemen afgepakt wordt. Als ik, volledig uitgeput, de IJssel weer oversteek staat Gerrit mij op te wachten.
Dinsdag 27 febr. 1945
Lous heeft een tocht naar Hengelo gemaakt en is er met de hulp van de fam. Dorgelo in geslaagd verschillende levensmiddelen te bemachtigen n.l. 10 kg. rogge, 20 kg. aardappelen, en 10 p. roggebrood, 1 kg. spek, ½ p. boter en 10 eieren en dit alles voor de prijs van f 12,50. Vanaf de IJssel in Zutfen heb ik de vracht over kunnen nemen. In de donkere avond kostte het ons 3u om 17 km. te fietsen. Het was een onafgebroken stroom van fietsers die de brug in Zutfen passeerde. Vanaf 1 Mrt. is de IJssel gesloten en dus tracht iedereen nog zooveel mogelijk erover te krijgen. De boeren in de Achterhoek verdienen alle lof voor de wijze, waarop ze het Westen helpen. Dit is wel eenigszinds anders dan hun collega’s van de Veluwe die “de bewoners van Sodom” liever hun “gerechte straf” laten ondergaan. Ze hebben blijkbaar vergeten dat “het de bewoners van Sodom in die dagen verdraaglijker zal zijn dan die van Kapernaum”.
citaat uit het dagboek van Gerrit Rutgers.
Bevrijd
19 april 1945: ‘De vraag, die alle evacués beheerst dezer dagen na de bevrijding is: Hoe komen we in Arnhem terug en hoe zullen we de stad aantreffen?’
citaat uit het dagboek van Gerrit Rutgers.
Thuiskomst
De oorlog is voorbij, maar we mogen nog niet naar huis, er zitten Canadezen in ons huis. Gerrit werkt vanaf 20 april op het terrein van de KEMA en is in dienst van het Engelse leger. Burgers mogen de stad nog niet in. Op 14 mei krijgen we een woonvergunning. Na een medische controle trekken we 22 mei weer in ons eigen huis. Het huis is een ravage.
‘Ons huis werd bewoond door Canadezen. Om het wat huiselijker te maken hadden ze onze trouwfoto op tafel gezet. Ze hebben ons geholpen met het opgraven van onze kist met linnengoed. Ook ons blauwe servies stond nog onder de vloer. In de vijver vond Gerrit onze zilveren broodschaal terug. Voor de rest was bijna alles weg.’
Terugblik
Ja, de hele evacuatieperiode, dat is ruim 8 maanden geweest, dat is voor mij een hele scheidingsmuur. Dat is vòòr de evacuatietijd en nà de evacuatietijd. Die evacuatietijd heb ik jarenlang heel erg verdrongen. Een beetje normaal, het klinkt misschien gek, werd het door het slapen. We sliepen nog in maart 1946 op de grond op twee strozakken. Toen hebben we een bed te leen gekregen van een nicht van mijn man, zodat we weer in een bed konden slapen. Maar, ja toen was het al 1946. En altijd ingewoond in 1946, 47, 48, 49. In 1949 hebben we pas een eigen huis gekregen. In 1949 dat je dan eens alleen in een huis bent. Ja, toen begonnen we weer te leven, toen hadden we een gezinsleven. Toen werd in Arnhem ook alles een beetje normaler. Tot die tijd hadden we ook nog altijd die bonkaarten en zo. Het werd allemaal een beetje makkelijker. Ja, het is een moeilijke, zware tijd geweest, ik kan het niet anders zeggen. Nou ja, wij waren niet alleen, alle Arnhemmers hadden niks meer, dus ik moet niet teveel klagen. Maar ja, dan overheerst toch de dankbaarheid dat je het allebei overleefd hebt en dat je daarna je gezinsleven zo fijn hebt kunnen opbouwen.
Nou ja, u begrijpt het wel. Als dan die evacuatie voorbij is, dan wil je, je leven opbouwen en dan wil je die evacuatietijd vergeten , die wil je achter je laten en dat heb ik dus heel sterk gedaan, blijkbaar.
Wat voor invloed hebben de ervaringen in de oorlog gehad op uw verdere leven en het leven van uw kinderen en/of kleinkinderen?
‘Er is voor mij een vóór en een ná de evacuatie. Na de bevrijding moesten we ons leven weer van begin af aan opbouwen. Ik keek niet meer achterom, maar vooruit. De laatste jaren komen de herinneringen weer boven. Ik praat erover met mijn kinderen en kleinkinderen. De oorlog mag niet vergeten worden!’
Lous Rutgers – van den Berg, 93 jaar
Reactie van haar zoon: Wijnand Rutgers geboren in 1947.
Wat ik van de oorlog weet, dat is bijvoorbeeld, wat ik van mijn vader hoorde tijdens de wandelingen door het bos. Als we iedere zondagmiddag door Warnsborn, Zijpendaal en de omgeving liepen. Wij (de vier kinderen) wisten dat ze geëvacueerd geweest waren, maar we wisten natuurlijk niet wat dat voor ze betekende, wat nu dus tevoorschijn komt; terreur, angst en honger. Honger dat wisten we wel, maar die andere dingen, ja daar heb je als kind geen oog voor natuurlijk. Wat ze nu vertelt, het is een tijd geweest met veel angst, ik denk dat dat wel heel diep is gegaan. Ik vind het heel bewonderenswaardig, dat veel mensen de veerkracht hadden om na de oorlog gewoon door te gaan, door te leven: daar heb ik wel bewondering voor.
Ik ben ook al met mijn kleinzoon naar Oosterbeek geweest. Ik ben ook over de begraafplaats gelopen. Het viel hem op dat de gesneuvelde soldaten zo jong waren.
Het dagboek van Gerrit Rutgers ligt ter inzage in het Airborne Museum en in het Gelders archief in Arnhem.
ontroerend en goede manier om mee te (be)leven.
Ik zoek het verslag van Netje Hdijbroek