Een groot avontuur
Herinneringen
Teveel om op te noemen!
Frits Hupjé is een avontuurlijk mens die, zeer nieuwsgierig van aard, geen gevaar ziet en er met zijn vriendenkringetje van zo’n man of drie, soms vier, graag op onderzoek uit ging als er wat te beleven viel.
Dat is hij nooit meer kwijt geraakt, al is het veel minder met zijn nu negentig jaren en een lijf dat ongehoorzaam is geworden aan zijn baas.
En er viel veel te onderzoeken op 17 september 1944!
Frits is geboren in de Pontanuslaan nummer 77 in Arnhem en het was ook zijn woonhuis in de septemberdagen van 1944.
Omdat zijn moeder in 1943 jong was overleden en zijn zus elders woonde, waren hij en zijn vader op dat moment de enige bewoners van het huis.
Het eerste jaar van de oorlog was Frits nog een Zypse Trekker, een padvindersgroep die erg populair was in die dagen en hun clubhuis had in de Trompetsteeg.
Hij beleeft daaraan goede herinneringen en beschikt nog over veel foto’s uit die jaren. Het was een mooie tijd maar helaas; de Duitsers verboden de padvinderij.
De Duitsers verboden de padvinderij
De groep is nog een tijdje ondergronds doorgegaan totdat het te gevaarlijk werd. Verraders zijn namelijk altijd in de buurt.
Als achttienjarige in 1943 werd Frits verplicht ingelijfd bij de Arbeidsdienst en moest hij zo’n zes maanden dienst doen, weet hij nog.
Dat was een nieuw avontuur, maar vóór de landingen was hij er al weer uit.
Deelen werd kort voor de landingen zwaar door de geallieerden gebombardeerd om te voorkomen dat de Duitsers het vliegveld konden gebruiken tijdens de geplande massale landingen nabij Ede. Dat hij en een aantal collega buurtgenoten dit hebben overleefd, mag een wonder worden genoemd.
Na de eerste bommen sprongen ze in een bomkrater
Na de eerste bommen sprongen ze in een bomkrater (twee bommen op dezelfde plek komt nooit voor wisten ze) en ze wachtten tot het oorverdovende bombardement voorbij was. Bleek van schrik en hevig aangedaan, onder het vuil, maar levend, kropen de jongens uit het gat.
Meteen erna begon het werk om de gaten weer met zand te vullen en de startbanen weer gereed te maken.
Van de tocht terug naar huis weet Frits niet meer zo veel, maar wel dat hij nooit meer is teruggekeerd naar de Arbeidsdienst. De slag om Arnhem was begonnen.
Toch was dat geen slechte tijd weet hij nog, avontuurlijk als hij was. Met een hele ploeg de boeren helpen met aardappelen rooien (met van die ijzeren vingerpunten, weet hij nog) was niet eens ongezellig.
Weliswaar enigszins op militaire leest geschoeid met spaden over de schouder, in plaats van een geweer en leren exerceren, vonden die jonge knullen wel stoer.
“Vergeet niet”, stelt Frits, “dat de propaganda van de Duitsers enorm sterk was”. Overdonderend soms. Je ging er in mee en werd er door gefascineerd als je niet voldoende tegengas kreeg van je omgeving.
Hij was er niet ongevoelig voor en gaf gehoor aan de oproep voor de Arbeidsdienst. Het is hem na de oorlog ook nooit aangerekend.
Hij tekende na de bevrijding zonder problemen als OVW-er voor het Nederlandse leger, maar dat terzijde.
Het avontuur
Natuurlijk ging de vriendenclub, bestaande uit onder andere Joep Suringh en Gerrit van de Pol, op onderzoek uit toen de gevechten in de binnenstad hoorbaar waren en zo kwamen zij in de Koningstraat terecht.
Frits had daar nog een vriendinnetje wonen, dochter van de slager, weet hij nog. “Nou ja, één van de vele”, vertelt hij met pretoogjes.
Wel weet hij nog dat de slager het helemaal niet eens was met deze relatie en hem een keer met een lang mes heeft nagezeten. “Kan ook een kort mesje zijn geweest, dat weet ik niet meer hoor”.
Dan komen er verhalen los van avonturen aan het water van de Nieuwe Haven waar Joeps vader twee sleepboten had liggen en de Rhenus (de woonboot van het gezin Suringh) thuishaven was van de vriendenclub.
“Wat hebben we daar een lol gehad”, vertelt Frits.
Met onder andere Gerrit v.d. Pol, zoon van de groenteboer die tegenover de slager woonde, was hij dik bevriend. Die familie, zoals de meesten in de Koningstraat, had inmiddels de benen genomen naar familie in de St. Antonielaan, een oom van Gerrit.
Er werd zwaar gevochten in de omgeving
Het werd link in de binnenstad. Het gevaar lag om de hoek. Er werd zwaar gevochten in de omgeving.
Toch gingen de jongens op verzoek van Gerrits vader, die zijn horloge in de winkel had laten liggen, naar de Koningstraat. Eerst de Apeldoornseweg af en dat ging nog, maar toen werd het echt link.
De binnenstad was oorlogsgebied geworden en om in de Koningstraat te komen, moest van winkel tot winkel worden geslopen.
Ze haalden het en in het lege huis werd het horloge gevonden en tevens werden meer spullen ingepakt.
Frits herinnert zich dat hij zijn plusfour, zo’n pofbroek, gebruikte om wat fruit in te stoppen.
Het mag een wonder heten dat ze niet gepakt werden of onder vuur zijn komen te liggen van de Duitsers of de Engelsen.
In die omgeving en op dat moment kon je ze van beide kanten verwachten.
Het blijven kwajongens
Het horloge hadden ze te pakken gekregen, oh zo!
Alle spullen werden op een ladder gelegd, dat draagt makkelijker, en zo werd alles meegenomen.
Of het verzoek van de ‘ouwe’ van de Pol het risico waard is geweest, kun je achteraf betwisten, maar je was jong en je durfde de uitdaging aan.
Frits vertelt dat hij altijd met moeite zijn nieuwsgierigheid heeft kunnen bedwingen en dat dat linke situaties kan opleveren, is inherent aan die neiging.
Dat accepteer je of niet.
“Twee gevonden stenguns werden, kort na de oorlog”, vertelt Frits tussendoor, “in het huis van Gerrit v.d.Pol uitgeprobeerd en toen vader Gerrit het daarvan op zijn zenuwen kreeg, gingen we naar mijn huis”.
Daar hebben we ook geschoten met die dingen tot de politie ons op het spoor kwam. “We hebben ze weggemoffeld in de dakgoot”.
Frits vertelt van een keer dat ze op de Schelmseweg Engelse battle dresses hebben gevonden. “Mooi spul”!
We hebben de kleren natuurlijk aangetrokken en toen op de fiets verder. “Duitsers die we op de weg toevallig tegen kwamen, schrokken en namen de benen denkend dat we Engelsen waren. Wij reden, ook geschrokken, net zo hard weg”.
Een paar maanden, volgens Frits, zijn hij en zijn vader nog in de Pontanuslaan blijven zitten totdat zij door de moffen er uit werden gegooid.
“Met vader zijn de nodige zaken op de fiets gepakt en we vertrokken naar Schaarsbergen waar we een tijdje zijn ondergebracht bij familie”.
Frits vertelt van een granaat die daar plotseling in de nabijheid ontplofte.
“Ik schrok mij het apelazarus”, zegt hij.
Later werd doorgefietst naar Barneveld, waar de evacuatietijd werd doorgebracht in een school. Tot aan de bevrijding!
“Dat vond ik helemaal niet erg”, zegt Frits. “En vader, die scharrelde altijd wel wat te eten op zodat ik geen echte honger heb gekend”.
Nu moet gezegd worden, dat je makkelijker voor twee personen wat op kunt scharrelen dan voor een gezin van acht of tien personen, zoals heel veel Arnhemse gezinnen waren samengesteld.
“De dominee die zich ook in die school bevond, kreeg wel een onderkomen aangeboden, maar wij niet”, wilde Frits nog kwijt met een blik van verstandhouding.
“Nou ja, Barneveld, dan weet je het wel”.
“Maanden in die school op het stro geslapen”.
“Van de bevrijding helemaal niets meegekregen.”
”Niets van gemerkt”
“Weer thuisgekomen, bleek mijn geheime bergplaats in huis nog de spulletjes te bevatten die ik verborgen had bij ons vertrek”.
Wat er in zat weet Frits niet meer. “Het zullen wel jongensspullen zijn geweest”.
Het huis was geplunderd
“Het huis was geplunderd, maar het stond er nog”, vertelt Frits met trots.
Van de toen achterliggende oorlogsjaren heeft Frits geen trauma overgehouden.
“Welnee, ik zocht het avontuur”, zegt hij.
Meteen na de bevrijding heeft hij zich als oorlogsvrijwilliger aangemeld bij het Nederlandse leger. “Ik kreeg een opleiding in Engeland en vertrok voor drie jaar naar Nederlands Indië”.
Thuis gekomen was het moeilijk om aan de bak te komen, om het zo maar te noemen en dat lukte niet goed.
Emigreren?
Na een kortstondige verloving is het koppeltje samen vertrokken en getrouwd.
Er volgde twintig jaar Australië en later een definitieve terugkeer naar Nederland wegens familieomstandigheden.
Ook nu weer moesten de eindjes aan elkaar worden geknoopt en avontuurlijk als Frits was, heeft hij veel gedaan om aan de kost te komen. Spijt? “Nee hoor, nergens spijt van gehad”.
“Ik heb een avontuurlijk leven gehad en dat dat pakken ze me niet meer af”!
Trouwens, ook de pretoogjes niet!
Het is dat het lijf niet meer wil maar ja, dat hadden we in het begin van dit verhaal al geconstateerd.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?