Die scheisse krieg
Voor de evacuatie
We woonden aan de Passavantlaan 42 in het bovenhuis. In 1938 zijn we vanuit Rotterdam naar Arnhem verhuisd in verband met het werk van mijn vader.
Mijn lagere school op de Hommelseweg werd gevorderd door de Duitsers. De schooltijd heb ik verder doorgebracht op de Nijhofstraat.
Mijn vader was inspecteur bij verzekeringsmaatschappij Providentia. Hij werkte veel in de Achterhoek.
Mijn vader was een goed verteller; ik zat vaak aan zijn mond gekluisterd.
Wat de meeste indruk op mij gemaakt heeft? Wij hadden joodse buren, de familie Cohen, ze hadden een dochter en daar speelde ik mee. Ik geloof dat ze Mirjam heette.
Mijn vader vertelde tegen buurman Cohen dat hij genoeg onderduikadressen kende. “Doe dat nou”, drong mijn vader aan. “Nee”, zeiden de buren, “wij gaan naar het oosten en gaan daar een heel nieuw bestaan opbouwen”. Ze liepen daar met Jodensterren.
Op een dag zat ik op het balkon naar beneden te kijken en voor het huis stopte een Duitse overvalwagen en de hele familie werd als beesten in de wagen gestopt.
De hele familie werd als beesten in de wagen gestopt
Ik heb ze nooit meer gezien! Het heeft een grote indruk op me gemaakt dat die mensen zo als beesten in die wagen werden gestopt.
Wij zijn tijdens de oorlog met een stoomtrein naar Winterswijk geweest. Bij de grens stond een slagboom. Mijn moeder zette haar voet op Duits grondgebied en die Duitsers keken wel, maar deden niets. “Nou ben ik toch even in Duitsland geweest”, zei ze!
Dat treintje redde het niet bij een heuvel omdat die helemaal afgeladen was. Wij moesten toen een stukje lopen en konden daarna weer met de trein verder.
Ik heb veel kattenkwaad uitgehaald, ik was meer buiten dan binnen.
Mijn vader kwam altijd uit de Achterhoek met boter. Tegenover ons woonde van Hagen van de gelijknamige bazaar, die op de Hommelseweg was gevestigd.
Ik speelde met de zoon en ik kreeg voetbalschoenen in ruil voor een pak boter!
Tijdens de slag om Arnhem
Toen de slag om Arnhem begon werden er zilverpapiertjes gestrooid door de Engelsen om de Duitse radar te storen.
Op de Apeldoornseweg probeerde ik die zilverpapiertjes op te pakken, maar er plotseling een schot af en de kogel ging rakelings langs me heen. Het is me niet duidelijk of dat van een Duitser is geweest.
De kogel ging rakelings langs me heen
We woonden nabij Sonsbeek en dat was eigenlijk te ver weg om vanuit mijn zolderraam te kunnen zien wat er bij de Rijn gebeurde. Wel hoorde ik schieten, kanonvuur en rook van ontploffingen maar daar ging je natuurlijk niet naar toe.
Die luchtlanding kwam voor ons ook onverwachts en het was in het begin niet duidelijk wat er aan de hand was. Later hoorde je dat natuurlijk wel.
Wij hadden geen radio, want die had mijn vader moeten inleveren bij de Duitsers. Radio Oranje hebben we nooit gehoord.
Tijdens de gevechten waren mijn vader en moeder de rust zelf.
Bij de Dalweg is een paadje omhoog naar het ronde bosje en daar stond een snelvuurkanon van de Duitsers. Dat kanon schoot op Nijmegen, want dat was inmiddels bevrijd.
Die knallen waren ontzettend hard en vooral s’ nachts schrok je daar erg van.
Tegenover dat bosje had Hagens Bazaar een schuilkelder laten bouwen voor de mensen uit de buurt. Mijn vader heeft daar volgens mij nog aan meegewerkt.
Wat veel indruk op me heeft gemaakt is dat mijn vader werd gevorderd door het TODT. Hij werd tewerkgesteld op het vliegveld Deelen. Daar heeft hij het bombardement meegemaakt. Er werden tijdbommen gegooid en dan wist je niet wanneer deze afgingen. Mijn vader moest in een kuil blijven liggen. Hij is hier heelhuids uitgekomen.
Ik schold hem uit voor vieze vuile NSB-er
Ik zat op de lagere school in de Nijhofstraat. Daar kreeg ik een keer ruzie met een jongen uit de klas. Ik gooide een steen naar zijn hoofd en schold hem uit voor vieze vuile NSB-er. De jongen liep woedend weg. Even later kwam de vader van de jongen bij mijn moeder aan de deur. De vader vertelde aan mijn moeder dat mijn vader naar de Utrechtseweg moest. Daar zat een soort verhoor annex martelinrichting.
Dat kwam niet zo zeer omdat ik die steen had gegooid maar omdat ik vieze vuile NSB-er had geroepen. Dat moest toch ergens vandaan komen! Mijn moeder reageerde heel adrem door te zeggen dat hij de affiches van de NSB voor zijn ramen had gehangen. En toen was het over.
Gedurende de evacuatie
De enige echte angst die ik heb gehad was voor de V1’s en dat was toen we van de Duitsers Arnhem moesten verlaten.
We hadden een buurman, Hamminga, die werkte bij de PGEM. Die had ondergrondse contacten. Bij de PGEM hadden ze een aparte telefoonlijn die ze gebruikten om berichten door te geven. Hij had familie in Velp en daar zijn wij in eerste instantie ook naar toe gegaan.
Het huis was echter te klein en daar konden we niet blijven. Toen zijn we via de Roosendaalseweg, daar stonden allemaal Duitse tanks, naar Ede gelopen.
Bij de Plankenwambuis zag ik Engelse vouwfietsjes en grote hopen, dat zouden gesneuvelde Engelse soldaten zijn geweest die daar tijdelijk lagen.
In Ede zijn we een lange tijd bij een zekere familie Veldhuizen in huis opgenomen geweest.
Mijn vader werd weer door de TODT gevorderd en moest waarschijnlijk werken aan de V1 installatie. Die V1’s kwamen over Ede heen en ik hoorde ze al van verre aankomen.
De V1’s hoorde je al van verre aankomen
Op een gegeven moment overdag kwam er een overvliegen en die begon te haperen. Dat was verschrikkelijk, want je wist niet of die door zou vliegen. Deze stortte neer op een huis op de Maanderweg of de Verlengde Maanderweg.
Mijn moeder stond voor het raam in het huis aan de Kamperfoelieweg en is door de vloer gezakt. Alle ramen waren kapot, behalve het raam waar mijn moeder voor had gestaan.
Mijn vader was die dag toevallig later thuis gekomen. Als hij op de normale tijd naar huis was gegaan was hij vermoedelijk dood geweest, omdat hij ook langs de Maanderweg moest.
Mijn vader vond het toen te gevaarlijk worden en we zijn toen naar een ander adres in Ede gegaan, bij Anton Markus de kunstschilder.
Hier hebben we een tijdje in huis gezeten.
Mijn vader kon toen niet naar buiten, want hij mocht zich niet laten zien anders zou hij tewerkgesteld kunnen worden.
Het was erg koud en ik herinner me dat ik toen houtjes heb staan hakken.
Op een gegeven moment is mijn vader ondergedoken en toen zijn we midden in de nacht richting het westen gegaan met de fiets en alle spullen. We hadden ook nog een hondje bij ons, Teddy, zo’n wit maltezer hondje.
We zijn in Houten terecht gekomen en hebben overnacht bij een boer. Daarna zijn we, een nacht of twee, verbleven bij familie in Jutphaas. Hij was huisarts.
Tijdens die verplaatsing kwamen we langs een Duitse wegversperring. Wat een grote indruk op me maakte was het moment dat een Duitser naar me toekwam, hij moest ons controleren.
Die Duitser streek me door de haren en zei: “Die scheisse krieg”. Ze waren niet allemaal slecht!
Die scheisse krieg
Uiteindelijk zijn we terecht gekomen in Tull en ’t Waal bij een familie van der Vlist, dat was een kruidenier. Daar hebben we de rest van de oorlog doorgebracht.
Ik ging daar bij een boer eten, Terlouw of van der Louw heette de familie. Daar kreeg ik boterhammen en boter. Ik heb daar ook nog op een boerenschooltje gezeten, liep op houten klompen want verder had ik geen schoenen. Veel aan de blaasbalg gezeten bij de smederij waar ik vaak langs liep.
Mijn moeder was een boerendochter, een dappere en struise vrouw. Midden in de nacht fietste ze vanuit Tull en ’t Waal via Scherpenzeel naar Arnhem, in spertijd, om thuis spulletjes op te halen. Mijn vader had van de ondergrondse een ander paspoort gekregen waarin zijn leeftijd verhoogd werd, zodat hij niet kon worden gevorderd door de Duitsers.
Mijn tante was huishoudster bij de directeur van een schoenenfabriek in Nijmegen.
Wij zijn een keer met een roeibootje, met behulp van de ondergrondse, de lek overgestoken om naar mijn tante in bevrijd Nijmegen te gaan. En daarna ook weer terug.
Het eten bij die boer was zo lekker dat ik vaak wat voor mijn ouders meenam.
In Ede kregen we van dat Rijks brood, dat was zo grauw en niet te pruimen.
Het Rijks brood was grauw en niet te pruimen
We werden geweldig ontvangen door alle opvangadressen. Met de familie Veldhuizen hebben we tot aan hun dood contact gehouden en ook nog met hun kinderen. We kwamen altijd op elkaars verjaardagen.
Terug naar Arnhem
In Tull en ’t Waal heb ik geen gevechtshandelingen meegemaakt. Van de bevrijding kan ik me niets speciaals herinneren.
Na de bevrijding zijn we eerst naar Nijmegen gegaan, want Arnhem konden we nog niet in.
We gingen uiteindelijk terug naar Arnhem met een militaire vrachtwagen vanuit Nijmegen.
Ik weet nog goed dat mijn vader de voordeur eigenlijk niet durfde te openen omdat de Duitsers op veel plaatsen boobytraps hadden geplaatst.
Op zolder had mijn vader de viool liggen. Hij was helemaal kapot getrapt, waarschijnlijk door de Duitsers. Hij speelde niet meer maar ik heb ‘m helemaal gelijmd. Mijn vader heeft nooit meer viool gespeeld! Dat was voor mijn vader een verschrikkelijke ervaring. Dat was wel even heftig. Iedere keer als ik naar de viool kijk denk ik: Oorlog!
Het huis was op een paar dingen na helemaal leeg gehaald. Op een gegeven moment zag je bij buren bijvoorbeeld onze gordijnen hangen. Die wilden ze niet meer teruggeven.
Ik speelde overal en kwam bij veel mensen binnen en dan zag ik weer spullen van ons. Na veel moeite kreeg je vaak wel wat terug, maar liever niet want die mensen hadden ook niets.
Ik sliep bijvoorbeeld op een spiraal tussen mijn ouders in. En toen kwam de HARK op gang.
Terug in Arnhem was een geweldige tijd voor mij. We hebben granaten ontmanteld, vuurtje gestookt met hulzen en kruit van kanonnen.
We hebben vuurtje gestookt met hulzen en kruit van de kanonnen
De Canadezen en de Engelsen hadden vrachtwagens staan op de Dalweg. Ik ging dan mee om vuilnis weg te brengen.
Het was een grote ravage in Arnhem en vuil was er genoeg.
Eigenlijk kwam alles vrij snel weer op gang en ik ging naar dezelfde school.
We kregen pakketjes uit Amerika met tandpasta, waspoeder en linnen schoenen.
De oorlog heeft erg veel indruk gemaakt op mijn vader. Toen hij op zijn negenentachtigste in het Diaconessenziekenhuis in Arnhem lag zag hij overal Duitsers en Duitse dokters. De oorlogsherinneringen kwamen weer terug op zijn laatste ziekbed.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?