De Klingelbeek
Nummer 49 op de Klingelbeekseweg was zeker niet de meest ideale plek om te wonen als er op die zondag de zeventiende september 1944 plotseling honderden Engelse bevrijders zich een weg naar de Arnhemse Rijnbrug probeerden te forceren.
Dies Posthouwer twaalf jaar toen, zat op de Wilhelminaschool in Oosterbeek. Zij weet het nog als de dag van gisteren: “Strenge school hoor. Ik was linkshandig en moest per sé rechtshandig leren schrijven, nou dat viel niet mee”.
“Vlakbij ons woonhuis met de mooie naam ‘Martinaheuvel’, zo’n honderd meter ervandaan, stond het nog steeds bestaande maar nu niet meer als zodanig gebruikte stationnetje van ‘Oosterbeek Laag”, vertelt Dies.
“Dat was door Duitse bewakers bezet”.
Dat de Duitsers daar alle, in beslag genomen, fietsen stalden weet zij ook nog.
Verderop, tegenover het huis, in de uiterwaarden van de Rijn stond links en rechts van het spoor Duits Flak-geschut opgesteld om het spoor te beschermen tegen geallieerde aanvallen.
Er waren ook grote zoeklichten
Er waren ook grote zoeklichten, weet zij nog.
Een spoorbrug overigens die ook was ondermijnd door de Duitsers!
Een poging om de spoorbrug te behouden, is dan ook helaas mislukt.
De bommen die rond het middaguur op het Flak-geschut werden gegooid en een enorme tot in huis voelbare dreun veroorzaakten, herinnert Dies zich nog als de dag van gisteren. “Ons huis schudde op zijn grondvesten”, vertelt zij.
“We schrokken vreselijk”.
Het was de inleiding tot de landingen en de gevechten die daarop volgden toen de Engelsen langs ons huis de Rijnbrug probeerden te bereiken.
De aanvankelijk in paniek geraakte Duitsers gebruikten de in beslag genomen fietsen om de benen te nemen, maar kwamen later helaas weer terug.
Er ontstonden rondom het huis en in de directe omgeving hevige gevechten. Er werd zwaar geschoten en gebombardeerd en naar buiten gaan was levensgevaarlijk geworden. Langs de hele Klingelbeek werd gevochten en veel huizen lagen onder vuur. Engelse jachtvliegtuigen cirkelden over de uiterwaarden.
Engelse jachtvliegtuigen cirkelden over de uiterwaarden
Het gezin Posthouwer bestond toen (nog) uit zes kinderen plus vader en moeder. Moeder was in verwachting van de zevende die begin 1945 geboren zou worden. Grote gezinnen waren talrijk in die jaren.
Door alle gevechtsrumoer rondom het huis, zat de hele familie samen met de overburen in angstige spanning in de grote kelder van een afgebrande fabriek aan de overkant.
“Vader had op een bepaald moment in de gaten dat er bij het gebombardeerde Flak-geschut nogal wat voedsel was achtergelaten door de vluchtende Duitsers”, vertelt Dies.
Toen het wat rustiger werd trok vader samen met de buurman en een handkar de uiterwaarden in en haalde broden en veel meer etenswaren op waarvan de kelderbewoners tot hun geluk nog een tijdje konden leven.
Er kwam een moment dat je aan het geloop rond het huis kon horen, dat het niet van Duitse militairen was. Het klonk anders en niet dat van die spijkerkistjes die de moffen droegen.
Bij een stiekeme snelle blik door het raam zag hij de eerste Engelsen lopen. Hij had het goed gehoord.
Dat zoiets bij hem een onbeschrijfelijk gevoel van opluchting en geluk moet hebben gegeven laat zich raden. Logisch dat iedereen dacht dat ze nu bevrijd zouden zijn.
In die kelder zat ook een Rijksduitser
Ook in die kelder zat, wat Dies noemde, een Rijksduitser. “Een oudere man al”, dacht zij. Natuurlijk gezien door de ogen van een kind.
“Naar alle waarschijnlijkheid was dat een deserteur, want hij had zo ’n blauwe overall over zijn uniform getrokken”, herinnert zij zich nog. Dat was natuurlijk link, want er kwam een moment dat de Duitsers, toen zij later terrein hadden terugveroverd, de huizen inspecteerden op aanwezigheid van gevluchte Engelsen.
Met de handgranaten in de hand kwamen ze in de kelders kijken en wat er gebeurd zou zijn als ze die man te pakken hadden gekregen nou, daar wilde dat groepje in de kelder maar liever niet over nadenken.
Die man kwam uit Leersum weet Dies nog, sprak vloeiend Nederlands maar aan zijn tongval kon je toch horen dat hij Duitser was (geweest?).
“Je begrijpt, dat de spanning in die kelder te snijden was toen die Duitsers binnen kwamen. Gelukkig zagen ze hem over het hoofd en verdwenen zij weer”.
Dies heeft geen idee waar de man later gebleven is.
“In de ernaast gelegen garage stond vader op enig moment aan het fornuis wat eten voor ons klaar te maken toen vlakbij een blindganger met een geweldige knal ontplofte en een ravage veroorzaakte. Zwaar bloedend kwam vader de kelder ingelopen”.
De granaatscherven hadden een fikse vleeswond aan zijn been en linker pols veroorzaakt
De granaatscherven hadden een fikse vleeswond aan zijn been en linker pols veroorzaakt.
Het zag er niet goed uit en een Duitse arts, waar die zo gauw vandaan kwam weet Dies niet meer, vond het noodzakelijk dat hij zo spoedig mogelijk medische hulp zou krijgen.
Met veel geluk had hij het er in ieder geval levend vanaf gebracht.
Vader, die er nogal laconiek over deed en de ernst van de zaak niet eens zo gauw door had, liep daarna zelf naar het Diaconessenziekenhuis.
Van daar werd hij korte tijd later overgebracht naar het noodhospitaal van het Museum Kröller-Müller op de Hoge Veluwe om uiteindelijk in een ziekenhuis in Apeldoorn te belanden. Daarvan was het achterblijvende gezin op dat moment echter niet op de hoogte. Die begrepen niet waar vader bleef.
Toen moeder tussendoor gauw naar het Diaconessenziekenhuis liep om naar vader te informeren, bleek dat het personeel en de patiënten al waren geëvacueerd naar het Kröller-Müller.
Moeder hoorde van het vertrek en nadat bekend was geworden dat vader vandaar weer was overgebracht naar het ziekenhuis in Apeldoorn, heeft zij het kordate besluit genomen met de kinderen naar Apeldoorn te gaan lopen om hem daar op te zoeken.
De moeder van Dies was het optimistische type die altijd de moed er in hield, vertelt Dies. “Moest ook wel”, zegt zij, “om op je eentje, hoog zwanger en met zes kinderen op sleeptouw naar elders te durven vertrekken”.
Daar was niet eens een evacuatiebevel voor nodig!
Dies, de derde van het gezin, was toen twaalf jaar oud en zij liep bij het overhaaste vertrek nog op de pantoffels, weet zij nog goed!
“Gek he, dat je je zulke dingen nog herinnert”!
Ook weet Dies nog te vertellen van de ontmoeting met Juffrouw Riek v.d. Vlist bij wie zij in de klas heeft gezeten en die bij een onverwachte ontmoeting in Apeldoorn haar moeder nog waardevolle adviezen heeft gegeven met betrekking tot het terugvinden van haar vader.
“Een schat van een mens”, weet Dies nog, “altijd bereid tot helpen”.
Eerst ging het via de Hesweg, waar Dies de eerste dode Engelse soldaten zag liggen, dan via Lombok en Heijenoord naar de Hoogkamp, waar zij tijdelijk werden ondergebracht in een schooltje.
Daarna kwam het gezin, lopend natuurlijk, in Apeldoorn terecht waar vader na lang zoeken (dankzij juffrouw v.d. Vlist) in een ziekenhuis werd gevonden.
De schrik was groot.
Dies was ontdaan. Haar vader lag vrijwel onherkenbaar in zijn bed. Hij was grijs geworden, had ingevallen wangen. Dies herkende hem eerst niet en liep weg totdat zij zachtjes Dies, Diesje hoorde roepen en hij het toch bleek te zijn.
Zijn linkerarm bleek tot aan de schouder geamputeerd te zijn
Zijn linkerarm bleek tot aan de schouder geamputeerd te zijn omdat ‘gangreen’ was geconstateerd en er geen andere mogelijkheid meer bestond om de arm te behouden.
Een dramatisch moment.
Vader vertelde van zijn moeizame tocht via drie ziekenhuizen, voor zover je Museum Kröller-Müller een ziekenhuis kan noemen, en de armetierige manier van medisch handelen waarbij maandverband werd gebruikt om de bloedingen aan zijn arm te stoppen.
Zou hij in normale tijden zijn arm behouden hebben?
Na in Apeldoorn aanvankelijk te zijn ondergebracht in een groot huis, kwam het bevel om daar weer te vertrekken en werd het gezin ondergebracht in een cocosmattenfabriek in Apeldoorn.
Alles lopend gedaan. Fietsen had de familie niet (meer) en lopen was in die jaren gewoon. Je deed niet anders.
Vanaf de cocosmattenfabriek werd korte tijd later het gezin door het Rode Kruis met paard en wagen naar Baarn gebracht.
Waarom naar Baarn?
Dies weet dat niet meer.
Vanwege het grote gezin werden ze gesplitst en ondergebracht bij twee verschillende families. Geweldige mensen vertelt Dies.
Zij weet nog dat regelmatig het krantje ‘de Vliegende Hollander’ in de bus werd gestopt.
En wat denk je?
Plotseling staat vader daar voor de deur.
Kennelijk door het Rode Kruis geïnformeerd waar zij zaten. Hij had zelfs nog een kerstpakketje bij zich!
De toen tweeënvijftig jaar oude vader had gauw gezien dat Baarn niet de ideale plek was om de oorlog uit te zingen. Hij besliste, nadat hij een vrachtautootje met een gasgenerator had weten te traceren die naar Groningen moest, dat dat de kans was om er te komen.
Het lukte om het hele gezin op de laadbak te krijgen. Via een spannende rit met veel luchtgevaar en een zwaar bewaakte brug over de IJssel bij Zwolle, lukte het om aan de overkant te komen en uiteindelijk Groningen te bereiken.
Een lange en door de omstandigheden uiterst vermoeiende en gevaarlijke rit.
Dies kan zich het gedoe onderweg met die gasgenerator tussen cabine en laadbak ook nog goed herinneren.
De familie werd in de stad Groningen opgevangen en verspreid over twee kleine boerderijtjes ondergebracht.
Dat was in de omgeving van de gehuchtjes Niekerk en Oldekerk. Ver van huis, maar veilig en verzorgd bij de familie de Ridder, herinnert zij zich.
Grote boerderij was dat.
Aardappelen en een bloemkooltje kocht je er voor weinig.
“We hebben het daar goed gehad”, vertelt Dies dankbaar. “Geen honger”.
Dies vertelt van een buurvrouw die tussen de gekochte aardappelen een slecht exemplaar aantrof en daar de boer boos over aansprak.
Kun je je dat voorstellen? In die hongerwinter?
In het westen zouden ze voor die rotte aardappel een moord hebben gepleegd.
Dies herinnert zich ook dat zij nog aan het turfsteken is geweest om de kachel brandende te kunnen houden.
Want koud was het, die winter!
Vader moest eens in de veertien dagen naar het Academisch Ziekenhuis in Groningen voor controle van de opgelopen verwondingen.
Met een zogenaamde omnibus, busje met twee paarden ervoor, werd die tocht door de winterse kou naar het academisch ziekenhuis en weer terug volbracht.
Op drie maart 1945 werd het gezin wederom uitgebreid met een boorlinkske, nummer zeven in de rij: Een broertje!
Naar school gaan was er niet meer bij.
Het betekende overigens een schooljaar verlies voor de meeste geëvacueerde kinderen. Maar och, gedeelde smart is halve smart.
In de zomer van 1945, kort na de bevrijding, wanneer precies weet Dies niet meer, kon het gezin terugkeren naar de ouwe trouwe woonstede aan de Klingelbeekseweg.
Althans, wat er van huize ‘Martinaheuvel‘ over was.
Er was een granaat dwars door het huis gegaan. Veel schade, veel gestolen, met andere woorden: Werk aan de winkel.
Al die toen nog betengelde muren waarvan het behang af hing. Dies ziet het nog voor zich.
Vader Posthouwer voelde zich aanvankelijk door zijn zware handicap machteloos en zeer beperkt in zijn mogelijkheden om deel te kunnen nemen aan o.a. de herstelwerkzaamheden aan het huis. Allengs werd hij steeds handiger en zag hij later zelfs kans de tuin om te spitten met één arm.
Er was een granaat dwars door het huis gegaan
Het heeft op zijn verdere leven wel veel invloed gehad.
Op een normale manier deelnemen aan het werkzame leven was bijna onmogelijk geworden. Goede prothesen waren er toen nog niet.
Hij heeft in de latere jaren erg veel last van fantoompijn gehad. Hoe optimistisch hij ook van aard was, er waren ook zware depressies. Het noopte hem soms het bed te houden om anderen niet tot last te zijn.
“Vader is nog negenentachtig geworden”, vertelt Dies.
Zoals zovelen was het na de bevrijding: Werk aan de winkel en opnieuw beginnen. Vergeten wat achter je ligt!
Echt vergeten?
Nou nee, kijk maar naar dit verhaal, zeventig jaar na dato!
Mooi verteld tante Dies! Het hele verhaal compleet, en zo blijft het mooi bewaard!
Goed gedaan grote zus
Mooi initiatief en het is heel belangrijk dat deze verhalen bewaard blijven. Onze club slogan is dan ook “vrede kun je leren, door te leren over de oorlog” zeker in deze tijd met alle ellende om ons heen lijkt vrede verder weg dan ooit. Vandaar dat het belangrijk is om de periode 1940-45 als leer periode te nemen waarin wij de bewustwording bewaken voor onze jongere medemensen die dit zich niet altijd realiseren, dat vrijheid in combinatie met vrede geen algemeen goed is, en dat hier hard voor gewerkt moet worden.
Met vriendelijke groet,
Fred
Dies,
Wat heb je dat mooi verteld, wat er allemaal is gebeurd is in die vreselijke tijd. En heel fijn om onze moeder op de foto te zien!