De Duitse bunker is nooit afgemaakt
Ik ging naar school, speelde veel en deed alles wat jongens van een jaar of tien gewoonlijk doen. Mijn ouders en hun 6 kinderen, van wie ik de jongste ben, woonden in een huis op het landgoed Hartenstein van Barones van Molhuijsen. Mijn vader was in dienst van de barones, hij zorgde voor het onderhoud van het landgoed en voor de kwekerij. Ik had niet het gevoel dat we bezet waren of dat er oorlog was. Dat we moesten oppassen of dingen niet mochten doen? Nee, ik had gewoon een prettig en spannend leventje. Het enige dat ik voor de luchtlandingen van de oorlog merkte, had te maken met een varken. Vader had een varkenshok gebouwd en hield daar een varken, stiekem, want dat mocht niet van de Duitsers. Op een dag kwamen er twee mensen aan de deur, die tegen mijn moeder zeiden: “We komen controleren”. Moeder antwoordde heel ad rem: “Dan moet u morgen maar terugkomen, want er is nu niemand thuis”. Paniek in huis. Het varken hebben we toen naar het hertenkamp gebracht. Die avond kwam een goede kennis, die bij de politie werkte, om het beestje ‘om te leggen’. Dat ging echter niet goed en het varken begon te gillen. Mijn broer had toen de tegenwoordigheid van geest om snel een grote bijl te pakken en het beest in een klap dood te slaan. Veel meer merkte ik niet van de oorlog, eigenlijk alleen dat de beide jachtgeweren van vader in de tuin begraven werden en dat de radio in beslag werd genomen.
De beide jachtgeweren werden in de tuin begraven
Natuurlijk zagen we wel Duitse uniformen op straat, maar dat betekende voor mij niet iets bijzonders. Op het landgoed stond een klein huisje, waar twee oudere Duitsers duiven hielden. Die kwamen ook wel bij ons thuis, zonder enig probleem. Wat natuurlijk niet onopgemerkt bleef, was de bouw van een bunker op het terrein tegenover wat nu Klein Hartenstein is. Daar is nu een groot grasveld, waar de Duitsers een hele grote bunker hebben aangelegd maar nooit afgemaakt. Ze hebben daar weken, misschien wel maanden aan gewerkt en vele tonnen staal en beton in de grond gestopt. De werkzaamheden zijn onderbroken door de Slag om Arnhem en daarna niet verder afgemaakt, zodat de bunker nooit is gebruikt.
De Engelsman en de Duitser vielen gelijktijdig dood op de grond
Het prettige leventje van L. Wilbrink veranderde heel onverwacht op zondag 17 september 1944. We zaten tussen de middag te eten en hoorden bommen vallen en zijn onmiddellijk naar buiten gerend. Twee vliegtuigjes, een Duitse en een Engelse jager, vlogen achter elkaar aan. Wie nu wie achtervolgde weet ik niet meer, maar we waren stomverbaasd. Een paar uur later kwam een Duitse soldaat al roepende de oprijlaan van Hartenstein oprennen: “Der Tommy kommt, der Tommy kommt”.
Der Tommy kommt, der Tommy kommt
Binnen de kortste keren waren alle Duitsers uit het pand gevlucht, dat een dag later het hoofdkwartier van de Engelsen werd onder leiding van Generaal Urquhart. Toen we al die Duitsers zagen wegrennen wisten we wel zo’n beetje wat er aan de hand was. Toch besefte ik nog niet echt wat er nu werkelijk gebeurde; mijn ouders wel. Eerlijk gezegd deed het me niet veel. Het gevoel dat we bevrijd werden, kwam pas later die dag. Elke avond moest alles verduisterd worden; buiten mocht geen licht te zien zijn. We zaten zoals gewoonlijk met z’n vijven in de woonkeuken.
Elke avond moest alles verduisterd worden
Plotseling hoorden we een hoop lawaai, brekend glas, waarop er twee Engelse soldaten binnenkwamen, een oudere man en een jongen. Ze hadden met hun geweerkolven de ruiten van de voordeur ingeslagen. Ze waren gecamoufleerd met allebei een zwart gemaakt gezicht. Hun komst betekende voor ons: We zijn bevrijd! We kregen chocola en zo en waren uiteraard heel vrolijk en blij. We hadden geen idee van wat oorlog betekende, dus vroegen we: “Willen jullie je niet wassen”? De oudere soldaat wilde dat niet, maar de jongen maar al te graag. Terwijl hij zich waste ging de deur open en kwam er een Duitse SS-officier binnen. De Engelsman en de Duitser stonden tegenover elkaar. De Engelse soldaat stak de Duitser direct in zijn buik met de bajonet op zijn geweer. De Duitser kon nog net met zijn pistool een schot afvuren, dwars door de keel van de Engelsman. Ze vielen tegelijk om. Wij waren toen natuurlijk helemaal in paniek en zijn zo vlug als we konden onder de tafel weggedoken. De jonge Engelsman heeft nog twee schoten op de Duitser gelost. Mijn ouders zeiden daarop dat de jongen zich snel moest verbergen en hebben hem in de kelder gestopt, achter een grote keulse pot.
We waren bevrijd!!!!!
Na het voorval met de Duitser en de Engelsman is L.Wilbrink met de overige gezinsleden naar de slaapkamer van zijn zus gegaan. Achteraf nogal vreemd. Mijn zus en ik kropen onder het bed , mijn ouders en broer in een kast. Even later hoorden we een hoop gestommel, wat Duitsers bleken te zijn. De Engelsman hoorde dat ook en begon te schreeuwen. Hij werd door de Duitsers meegenomen naar buiten. Hij is daar waarschijnlijk doodgeschoten.
De Engelsman is waarschijnlijk doodgeschoten
Al heel snel kwamen de Duitsers weer terug in ons huis. Mijn vader zei tegen een Duitser: “We willen hier weg, we willen naar de kelder in de tuin van Hartenstein”. De Duitser zei dat dat niet kon omdat er overal soldaten zaten. “Wacht even, ik kom zo terug”. Hij kwam inderdaad terug. “Loop maar met me mee, ik breng jullie naar die kelder”. Toen we in de kelder zaten, hoorden we dat hij houtstammen voor de deur gooide zodat we er niet uit konden. We hebben een nacht in de kelder gezeten. De volgende ochtend is mijn broer, die niet bang was, door het keldergat naar buiten gekropen. Mijn broer kwam echter niet terug. Toen begon het bij ons natuurlijk wel erg te kriebelen, want we wilden weten wat er aan de hand was. Wij zijn toen ook door het keldergat gekropen en zagen mijn broer langs de kant van de weg staan juichen. Daar kwamen de Engelsen Oosterbeek binnen. Hij was ons al lang vergeten. Alles was toen al Engels, we waren bevrijd!! We mochten van de Engelsen niet meer in ons huis en zijn toen naar de villa tegenover Hartenstein gegaan, waar Barones Van Molhuijsen, de eigenaresse van Hartenstein woonde. Vader zal dat wel met haar geregeld hebben. Omdat er toen veel met granaten werd geschoten zijn we daar ook in de kelder gaan schuilen. Af en toe, als het wat rustiger was, gingen we naar boven om een luchtje te scheppen.
Op advies van vader schoot een soldaat de bok dood
Een keer zagen we een bok de oprijlaan van Hartenstein oplopen, heel rustig. Op advies van vader schoot een soldaat de bok dood. We konden echter niet de weg op, want die lag constant onder vuur. We hebben de bok met een lasso naar ons toe getrokken en vader heeft de bok geslacht. We hebben er echter geen hap van kunnen eten, want een dag later kwamen de Duitsers al weer terug.
De dode Duitsers werden kruislings opgestapeld
Het waren hele spannende dagen. We waren er van overtuigd dat de Engelsen het zouden winnen. Overdag geen Engelsman in huis, ’s avonds wel en ’s morgens waren ze weer verdwenen. Je leerde de militairen al snel kennen. Het gebeurde weleens dat er iemand ontbrak en dan was hij overgeplaatst, maar hoogstwaarschijnlijk gesneuveld. Ik heb veel doden gezien, maar eerlijk gezegd zei het mij niet zo veel. Dat verbaast me nog altijd. Bij Hartenstein werden de lichamen van gesneuvelde Duitse soldaten opgestapeld, kruislings boven op elkaar. Later werden ze in een gat op het grasveld bij de portierswoning gegooid. Uiteraard werden er ook krijgsgevangenen gemaakt. De tennisbanen achter Hartenstein was krijgsgevangenkamp voor de Duitse militairen.
De tennisbaan achter Hartenstein was krijgsgevangenkamp
De avond van 25 september kwamen de Engelsen niet terug. De volgende ochtend kwamen de Duitsers weer. De Engelsen hadden zich over de Rijn teruggetrokken naar de Betuwe. Van de Duitsers kregen we vijf minuten tijd om te vertrekken; dus geen tijd om iets mee te nemen. We gingen op pad naar Ede waar we een nacht in een school hebben geslapen. De volgende dag zijn we verder gegaan. Vader had bij een boer een paard en wagen geritseld, zodat we niet hoefden te lopen. In Woudenberg gingen we naar mijn opa, de vader van mijn moeder. Daar waren we natuurlijk welkom, maar het huis was te klein voor vijf mensen extra. Na een paar dagen zijn we naar de familie Jansen gegaan, die een uitspanning hadden aan de rand van de Leusderheide. We kregen daar een kamer voor ons vijven. Het waren hartelijke mensen bij wie we het heel goed hebben gehad. Er stonden vliegtuigen van ijzer met keurig lampjes op de uiteinden van de vleugels In het bos bij Woudenberg hadden de Duitsers een schijnvliegveld gebouwd. Er stonden vliegtuigen van ijzer met keurig lampjes op de uiteinden van de vleugels en overal stonden kartonnen dozen met kruit. Die werden ’s nachts tot ontploffing gebracht om de indruk te wekken van luchtafweergeschut. Het vliegveld Soesterberg werd ’s nachts verduisterd, maar dit schijnvliegveld juist verlicht. Het verhaal gaat dat Engelsen er houten bommen op hebben gegooid. Er liep altijd een wacht rond het vliegveld. Mijn broer en ik gingen af en toe een praatje met hem maken. Als de wacht dan weer verder liep, kropen wij onder het hek door en sloopten de lampjes van de vleugels af. Die grote bussen met kruit vonden we ook prachtig.
En toen waren we plotseling bevrijd
Gaandeweg werd het echter steeds moeilijker om aan eten te komen. Omdat dit steeds nijpender werd, zijn mijn zuster en ik een keer midden in de winter, lopend met een bakfiets zonder banden, op weg gegaan naar mijn oudste broer Ab in Laag-Zuthem. Met een bakfiets vol met aardappelen en andere etenswaar zijn we weer terug naar Woudenberg gegaan. Voor een volgende keer naar Laag-Zuthem heeft mijn moeder van een velours gordijn een pak voor mij gemaakt. Ik heb twee dagen gelopen en onderweg vroeg ik bij boerderijen om eten. Ik trof hartelijke mensen die het vanzelfsprekend vonden om passerende jongen wat te eten te geven. Halverwege de tocht heb ik bij de organist van de Groote Kerk in Harderwijk geslapen. Hij had mijn zus en mij op onze eerdere tocht ook al gezien. Hij riep: “Kom maar hier, dan kun je hier eten en overnachten”. De volgende dag ben ik verder gelopen naar Laag-Zuthem. Tot de bevrijding ben ik bij mijn broer gebleven. Mijn broer Karel zat ondergedoken bij kennissen in Maarssen. Omdat hij al 18 was, liep hij grote kans om te worden opgepakt om in Duitsland te gaan werken. Toen hij hoorde dat ik bij onze broer Ab in Laag-Zuthem was, besloot hij daar ook heen te gaan. Hij durfde niet over de brug bij Zwolle te gaan, want daar wemelde het van de Duitsers. Met een bootje is hij ergens de rivier overgestoken en verder gelopen naar Laag-Zuthem. Daar kon hij ondergeduiken bij een boer in ruil voor meewerken op de boerderij. Karel is daar tot het eind van de oorlog gebleven.
En toen waren we plotseling bevrijd
En toen waren we plotseling bevrijd. Ik weet niet eens meer welke dag dat was, maar in ieder geval voor 5 mei. Karel en ik zijn meteen lopend teruggegaan naar Oosterbeek. Af en toe konden we meerijden met een Amerikaans legervoertuig. Toen wij een paar dagen later in Oosterbeek kwamen, waren onze ouders er al. Zij waren als eersten, direct na 5 mei, weer naar huis gegaan. Niemand mocht op landgoed Hartenstein komen, maar wij gelukkig wel. Ons huis was nog redelijk bewoonbaar. Het vervelendste was dat er geen ruit meer in zat; alles was weg of kapot. Al snel kon mijn vader aan platen komen met kleine ronde gaatjes erin, om in de raamkozijnen te plaatsen.
Wilt u mijn ausweis ook zien?
Het was voor mij een groot avontuur om op het landgoed rond te struinen. Ik vond van alles: Een kompas, pistool, stengun, militaire kleding en niet ontplofte handgranaten. Daar wisten wij wel raad mee: In een putje zitten, veiligheidspal eruit en gooien. Het was spannend om de ontploffing te horen.
Ik vond ook een soort olieblik met een rode dop erop, mijn beschermengelen hebben overuren gemaakt
Ik vond ook een soort olieblik met een rode dop erop en later hoorde ik dat het een landmijn was. Overal op het terrein lagen mijnen. Ik wist dat niet en liep onbekommerd over het terrein. Mijn beschermengelen hebben overuren gemaakt. Mijn grootste vondst twee vliegtuigbommen, heb ik op een kruiwagen geladen en naar huis gebracht. Mijn vader schrok vreselijk. De Mijnopruimingsdienst heeft de bommen onschadelijk gemaakt. De hulzen staan in het Airborne Museum. Daar staat ook een motorfietsje van de Engelsen, die ik in de buurt van de Sonnenberg heb gevonden. Een paar maanden later begon de school weer. Langzamerhand kreeg het leven weer zijn loop. Ik heb nooit met mijn ouders en mijn broers over de oorlog gesproken. Wel met mijn zuster, met wie ik veel optrok. Vooral later hebben we het wel vaak over de oorlog en onze herinneringen daaraan gehad. Nu ik er zo over nadenk, herinner ik me dat ik één keer in paniek ben geraakt. Dat was toen we bij de familie Jansen in de uitspanning aan de Leusderheide waren. Een zoon van familie Jansen zat bij de ondergrondse. Op een avond kwamen Duitsers met getrokken geweren de zoon zoeken. Toen kreeg ik het te kwaad. Mijn zuster heeft me meegenomen naar de kamer waar wij ‘woonden’. Daar werd ik weer wat rustiger. De Duitsers hebben het hele huis doorzocht, maar de zoon niet gevonden. Ze kwamen weer terug in de keuken, waar ik inmiddels ook weer was. Daar zat ook mijn broer Karel van 18. Hij vroeg aan de Duitsers: “Wilt u mijn Ausweis ook zien”? “Hou jij je mond even dicht”, was het antwoord. Iedereen moest een Ausweis laten zien, maar mijn broer niet. Mijn broer had helemaal geen Ausweis, maar hij blufte. De meeste indruk heeft die eerste avond, 17 september, op mij gemaakt; de twee Engelse militairen en de Duitse SS-officier. Zo heftig en zo dichtbij heb ik gezien dat mensen gedood werden. Gelukkig heb ik daar later geen last van gehad. In mijn beleving was de oorlog voor mij vooral iets spannends.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?