Zondagmiddag 2 uur behalve het donderend lawaai van vliegtuigen was het doodstil. Vliegtuigen met lange kabels en daarachter grote vliegtuigen. Onze bevrijders dat begrepen we wel. Er was niemand op straat de angst voor de moffen zat er goed in. Overal hingen vlaggen uit maar toch was het riskant, er waren nog Duitsers en deze waren uiterst gevaarlijk en tot de tanden bewapend.
Overal hingen vlaggen uit, maar toch was het riskant
Pa ging naar de hei; wat hij zag was geweldig; de tanks, jeeps en soldaten rolden uit die grote vliegtuigen.
En alles lag vol parachutes. Pa kreeg wit brood met tomaat en chocolade! 20.00 was spertijd en Pa was niet thuis, ik zat er goed over in, eindelijk kwam hij thuis. Doodstil was het die nacht, maar in de morgen zagen we aldoor rondkijkende Engelse soldaten op de weg.
Onze zoon Adrie was 8 maanden, ik spoelde de luiers in de Renkumse beek, ineens achter mij geschreeuw. Ik keek achterom en zag in een afgraving allemaal Duitse soldaten liggen met het geweer in aanslag, die waren uit Tiel naar Renkum naar de Laan van Oranje gestuurd. We zaten dus midden in de oorlog; Duitsers achter ons huis en Engelsen in de wei en op de weg voor ons huis.
We pakten de kinderwagen vol met pakken havermout en kleren
De bevrijdingsvreugde was gauw voorbij. Zandzakken op het keldergat en je waagde je niet buiten!
Adrie sliep in de spekbak, daar hadden we stro ingelegd. Ik sliep ’s nachts niet veel vanwege het vuren vanuit de Betuwe door de Engelsen; bonk, bonk in de verte en een seconde later sloegen de granaten in. Veel inwoners van Renkum trokken weg, in de buurt was geen ruit meer heel en de koeien lagen dood in de wei. We besloten ook te gaan, pakten de kinderwagen vol met pakken havermout en kleren; Adrie er bovenop hij zat boven tegen de kap echt ongemakkelijk. Pa had z’n goeie pak aan, want we dachten het duurt niet lang dan zijn we weer thuis. Net op weg moesten we plat op de grond vanwege de fluitende kogels en granaten. Ik kwam toch veilig op de Willibrordweg, daar zat de hele familie bij elkaar. De volgende morgen haalden we brood en toen hoorden we opeens luidkeels roepen van de moffen, we moesten allemaal voor 9 uur Renkum uit. Iedereen slachtte zijn konijnen of ander vee en vertrok. Waar heen? We wisten het niet, dachten alleen als we deze hel maar uit zijn.
Familie Roelofsen met Adrie 1944
We waren geëvacueerd bij de familie Wouters in Ermelo. Mijn man’s moeder en vader, mijn man, ik en onze baby Adrie.
Aanvankelijk ging het goed, moeder deed erg haar best, maar voor Wijn was alles te zwaar.
’s Morgens vroeg de trekkers, die op doortocht waren om voedsel te verkrijgen, van brood voorzien en dan de hele dag vreemden om je heen. Wijn werd ziek. Moeder wilde graag blijven en toen mochten we de eendenschuur hebben als woonruimte, er was ook een stookgelegenheid. Pa ging op stap voor een kacheltje, zo’n klein duveltje daar kon je alles in stoken tot dennenappels aan toe.
Hij scharrelde overal en tikte een ouwe canapé, een tafel met stoelen en ledikanten op de kop.
Zo werd het een huisje, je kon alleen niet naar buiten kijken, de raampjes waren te hoog, maar dat gaf niets. We hadden eten genoeg; spek, groenten en aardappels van de familie Wouters.
Op het grote eendenbedrijf liepen rails met wagonnetjes tot aan het bos. Opa en pa hakten bomen om en maakte er generator hout van. Dat verhandelde pa met schippers voor paling. Die paling ging in een grote teil met brokken landbouw zout, daarna werden ze schoongemaakt en boven de schoorsteen gerookt.
Vrijerij was er niet bij
Goop, Pa’s broer was in een lege wagon gekropen en na veel omzwervingen ook in Ermelo aangekomen. Hij zat stik onder de lijfluis, die zaten op hun kop in je lichaam. We waren de hele dag bezig; Goop moest ontluist worden, we hadden zo’n schaamte gevoel, dat we dat deden als Willem naar huis was.
De slaapplaats achter een gordijn in de woonkamer was krap. Wij sliepen in een éénpersoonsbed, Goop op een soort campingbed en daarnaast stond een tweepersoonsbed voor Opa en Opoe en daarvoor een ledikantje met Adrie allemaal strak tegen elkaar geschoven, vrijerij was er niet bij.
Coen Viegen kwam langs op een fiets met harde banden, hij had wol en sajet (sokkenwol) om te ruilen voor eten. Hij was zo mager als brandhout en doodop, hij keek zijn ogen uit, want we hadden te eten, in Veenendaal was niets meer. Die nacht sliep hij op de canapé, de volgende dag vertrok hij met een volle maag en volgeladen met aardappels, brood, eieren, en paling.
Zo leefden we in Ermelo. De moffen werden intussen verder terug geslagen. Op een dag trokken de Engelsen en Canadezen binnen, het was nu echt feest.
Je kon op je vingers na tellen dat het in Renkum een grote bende was
De moffen werden verder terug geslagen, ze vluchtten via Harderwijk naar Amsterdam, maar het was hopeloos voor ze! De volgende dag trokken de Engelsen en Canadezen binnen, het was nu echt feest. Moeder wilde zo gauw mogelijk naar Renkum terug, maar dat kon zomaar niet. We zaten goed in Ermelo en hadden nergens gebrek aan. Je kon op je vingers na tellen dat het in Renkum een grote bende was en gevaarlijk met landmijnen en besmettelijke ziekten met dat dode vee.
Een paar weken later ging Pa een vergunning vragen. Omdat hij in militaire dienst geweest was, mocht hij gaan kijken op eigen verantwoordelijkheid. Op een fiets ging hij naar Renkum, het was een spookdorp. Het waaide en regende, er was niemand en ieder ogenblik klapte er een kapotte deur dicht. Pa vond het gewoon eng, er was geen huis meer heel en het dode vee lag in de wei. Overal paaltjes daar moest je dan omheen, want daar lagen landmijnen. Pa had het gauw gezien en was blij dat hij daar weg was. Maar zijn moeder bleef maar zeuren, die wilde naar huis. Na een paar weken kregen we een vergunning en toen gingen we naar huis!
Ik moest eerst mijn bed op halen in de wei
Willem Wouters bracht ons met paard en wagen. Het ledikantje van Adrie werd op de kop gezet en diende als hok voor de twee schapen, die we gekocht hadden. Ik had aardappels geschild en in een emmertje gedaan samen met erwten dan konden we thuis erwtensoep koken dacht ik.
Het was een hele rit eindelijk waren we bij de Neder Veluwe in Bennekom. Daar moest het paard de berg op, maar daar had hij geen zin in, hij begon te steigeren. Ik werd bang en ging van de kar af.
Er reden van die grote legerwagens langs ons. Ik liep met Adrie op de arm. Vader en moeder bleven zitten. Eindelijk kwamen we in Renkum aan, het was mooi weer.
Thuis!
Heintje Roelofsen-van Viegen 1944
Ik moest eerst mijn bed op halen in de wei. Ik heb twee lakens aan elkaar genaaid en in de wei kapok erin gedaan. De pannen waren beschimmeld en moesten eerst uitgekookt. Het fornuis stond bij de overburen, door de moffen uit de schietlijn gezet. De ratten en muizen waren kind aan huis bij iedereen.
Van lieverlee kwam er hulp om al het kapotte heel en dicht te maken voor de winter. Die winter van 1945-1946 was stormachtig en alles lekte.