Kom maar onder mijn jas, dan ben je veilig
Ik ben geboren in augustus 1940, dus mijn herinneringen uit de tweede wereldoorlog zijn die van een jongen van vier jaar.
Mijn eerste herinnering is; dat ik met mijn opa in Arnhem op het Velperplein op de tram stond te wachten toen er luchtalarm kwam. Wij gingen het portiek in van een radiowinkel. Opa zei: “Kom maar bij mij onder de jas, dan ben je veilig”. En zo we stonden te wachten tot het sein “veilig” gegeven werd.
Op 17 september 1944 toen de slag om Arnhem begon liepen we in de Turfstraat op weg naar opa en oma, toen er ook weer luchtalarm werd gegeven. Het was zondagmorgen om een uur of tien. We werden binnengelaten in een winkel waarvan de eigenaar een bekende van ons was. Toen we daar een tijdje hadden gewacht zijn we toch maar verder gelopen langs de huizen naar het huis van opa en oma Stein. Het was wel verboden om buiten te komen, maar het duurde erg lang en later heb ik gelezen, dat dit luchtalarm nooit is opgeheven.
De volgende morgen kregen we te horen dat we uit het centrum weg moesten
Later zijn we toch maar huis gegaan. Toen we een poosje thuis waren hoorden we bommen vallen, er was een militair object aan het eind van de straat. De hele dag hebben we in een kamertje zonder ramen gezeten, luisterend naar het geluid van schieten in de verte en af en toe zwaardere explosies.
De volgende morgen kregen we te horen dat we uit het centrum weg moesten. Ik bij mijn vader achterop de fiets, mijn zusje van bijna drie bij moeder achterop, zo reden we over de Steenstraat richting Velperweg naar de ouders van mijn vader. Op de Steenstraat stond een Duitse soldaat, die riep dat we geen haast hoefden te maken omdat de Tommy’s nog ver waren. Verderop kwamen we de tanks tegen, die later de Engelse en Canadese para’s bij de brug hebben verdreven.
Dan gaan wij wel weg en het moet erg gek gaan als we het niet kunnen vinden met die mensen
Bij mijn grootouders waren nog meer mensen, die uit het centrum weg hadden moeten gaan en daarom gingen we de volgende dag naar Velp, waar familie van mijn moeder woonde. Een paar dagen later toen we begonnen te begrijpen dat we niet snel weer terug naar huis konden zijn we doorgegaan naar Steenderen, waar familie van familie woonde waar we terecht konden. Daar zijn we hartelijk ontvangen en we zijn daar gebleven tot er andere familie van onze gastgevers kwamen. Die gingen wel door naar een evacuatieadres, maar na een paar dagen kwamen ze weer terug omdat het niet klikte.
Mijn vader heeft toen gezegd: “Dan gaan wij wel weg en het moet erg gek gaan als we het niet kunnen vinden met die mensen”.
Zo kwamen we een paar dagen na Kerstmis op een boerderij. Ook hier werden we hartelijk ontvangen en we zijn daar gebleven tot we in juni 1945 weer naar huis konden.
Toen we van huis vertrokken hadden we niet veel meer bij ons dan de kleren, die we aan hadden, maar later bleek dat de jongste broer van mijn vader illegaal nog wat kleren uit ons huis had gehaald, zodat we toch ook wat winterkleren hadden.
Toneelspel, spek en eieren
Omdat mijn vader geen werk had, waar hij niet gemist kon worden, moest hij zich melden bij de “Arbeitseinsatz “. Daar moest hij voor de Duitsers loopgraven graven. Er gingen geruchten dat deze mensen naar Duitsland zouden worden gebracht en daarom meldde hij zich ziek. Na een paar dagen kwamen de Duitsers om hem op te halen. Hij had vroeger veel toneel gespeeld en liet zich zo maar flauwvallen. De boer zei toen, dat hij dat vaker had en dat je zo iemand toch geen zwaar werk kon laten doen. Met een stuk spek en wat eieren lukte het de Duitsers weg te krijgen. Ik weet nog goed dat ik er verschrikkelijk van schrok en niet wist wat ik moest doen. Het was een triomf voor ons toen later mijn moeder deze Duitse soldaat als krijgsgevangene zag afvoeren.
De oorlog was voorbij, maar een kogel ging rakelings langs mijn hoofd
In het voorjaar zagen we op een dag een colonne gevechtswagens het weggetje naar de boerderij opkomen. Onmiddellijk was er een discussie of het Duitsers waren of geallieerden, maar het bleken Canadezen te zijn. Zij kwartierden zich in op de boerderij en al snel was er een veldkeuken in werking waar ook lekker witbrood werd gebakken, waar ze gul van uitdeelden. Vanwege de veiligheid hebben we met zijn allen de nacht doorgebracht in de bietenkelder. En zo zaten we van het ene ogenblik op het andere in de frontlijn. Rondom ons heen stonden verschillende boerderijen in brand.
Daar stond gelukkig de boerderij nog overeind
Wij waren niet langer veilig en moesten weer evacueren. Voor ons was dat geen groot probleem, wij hadden niet veel om mee te nemen, maar voor de boer was dat een hele zorg, niet alleen voor zijn gezin, maar ook voor de levende have, ongeveer twintig melkkoeien, een fokstier, jongvee en varkens.
Na een lange tocht, tenminste in mijn herinnering, kwamen we bij een andere boerderij waar we konden overnachten. We sliepen met zijn vieren op de deel op wat stro en we voelden ons echt vluchtelingen.
De volgende dag zijn we verder gegaan en kwamen op een boerderij waar ook drie zussen van mijn moeder waren. We hebben daar een paar weken gelogeerd en konden toen weer terug naar ons eigen evacuatieadres. Daar stond gelukkig de boerderij nog overeind en mijn ouders konden helpen om de boel op te ruimen.
De oorlog was voor ons daar voorbij, maar ik ben nog bijna doodgeschoten doordat de knecht van de boer met een geweer zat te spelen, dat was achtergebleven. De kogel ging rakelings langs mijn hoofd. Pas later besefte ik wat er bijna gebeurd was.
Er kwam een koffer van de hooizolder waar rood – wit – blauwe en oranje vlaggetjes in zaten, we voelden ons echt bevrijd
Toen werd het 5 mei en we hoorden dat de Duitsers hadden gecapituleerd. Er kwam een koffer van de hooizolder waar rood – wit – blauwe en oranje vlaggetjes in zaten en we voelden ons echt bevrijd.
Het duurde toen nog ruim een maand voor we weer naar Arnhem mochten, maar eindelijk kon de boer, ome Jan, ons met paard en wagen naar de pont brengen en gingen we weer naar huis.
Ons huis was gelukkig onbeschadigd en ook niet, zoals de meeste huizen, helemaal leeggehaald.
We waren natuurlijk erg blij om alle familieleden weer terug te zien. We wisten overigens wel dat ze het goed maakten, want er kwam toch wel af en toe post.
Elk jaar gingen we op bezoek op de boerderij en mijn ouders hebben tot de dood van onze gastgevers contact met hen onderhouden.