Ik vluchtte in mijn badjas het huis uit
Op 17 september 1944 was ik 29 jaar en woonde aan de Eusebiusbinnensingel 9 te Arnhem. Ik woonde op de zolderkamer van één van de chique villa’s, die de eigenaar als pension verhuurde.
Een paar van mijn vrienden woonden er ook. Een vriendin van mij woonde een etage lager, een Amsterdams meisje.
Ik werkte bij het paleis van justitie, dat was vlakbij.
De eerste dag stonden de Engelsen al binnen en de Duitsers buiten.
Die Engelsen vroegen keurig of ze gebruik mochten maken van een raam en van het balkon.
Ik moest de tweede dag van de slag in Arnhem al vluchten. Ons huis stond in brand. Er waren beschietingen vanaf de brug.
Ik zat boven, op de WC, ik zat nauwelijks of de toiletpot werd geraakt. Ik ben met mijn onderbroek op mijn schoenen naar beneden gerend, lijfsbehoud. Ik ben in mijn badjas gevlucht, er stonden mensen te kijken naar ons. Opeens zag ik een vriend van mij, die ging een broek voor mij halen. Ik heb de badjas nog wel een tijd bewaard, die donkerblauwe. Het was een tragische gebeurtenis hoor.
Ik had geen papieren bij me, Ik dacht, o daar gaan we
De eerste plaats waar we terecht kwamen was de tuin en het gebouw van Insula Dei, een tehuis voor ouden van dagen, gelegen naast de Walburgerskerk. Daar zaten we met honderden in, die Duitsers wisten dat we daar waren. Ik had geen papieren bij me, want ik was in mijn badjas. Ik dacht, o daar gaan we, ik kan me niet identificeren. De kapelaan van de kerk heeft ons gered. Hij is naar de Duitsers gegaan en heeft de situatie uitgelegd. Het zijn allemaal burgers, er is geen enkele spion bij, dus laat ons met rust en vrede. In Apeldoorn bij de dependance van de gemeente Arnhem kreeg ik nieuwe papieren.
Toen zijn we verder getrokken, want het was een vuurzee. We gingen naar een school op de Hoogkamp en sliepen daar een paar nachten op zolders. Daarna gingen we alle kanten uit, de één ging naar Roozendaal en Velp, de ander naar het Noorden. Er was grote wanorde, er was niets geregeld. Ik ben uiteindelijk naar Loenen gegaan naar een klein hutje in het bos. Daar zat de familie Kniest, dat was de houder van ons pension.
In Achterveld achter Amersfoort, daar kwam ik officieel via de gemeente. Ik werd gestationeerd bij een smederij. Die hebben me goed behandeld, ze hadden genoeg te eten.
Het geldkistje is later terug gevonden toen ze aan het puinruimen waren
Ik ben veel kwijt geraakt toen we uit Arnhem moesten vluchten. En toen ik terug kwam was Arnhem een puinhoop. Het huis was al direct in vlammen opgegaan. Een typisch detail kan ik vertellen. Ik had een geldkistje daar zat het één en ander in, trouwringen en zo. Dat kistje had ik gedeponeerd in de kelder. En dat kistje is later terug gevonden toen ze in Arnhem aan het puinruimen waren. Ik heb gevraagd wil je daar eens graven en het kistje werd gevonden. Er zat nog wat in, maar dat was allemaal zwart verbrand. Ik herinner me een heel pakje bankbiljetten, dat heb ik gedeponeerd bij de Nederlandse Bank. Ik kreeg een behoorlijk bedrag terug. Het kistje is er nog, het is zilver kleurig. Dat was een lichtpuntje.
Mijn werkplek het paleis van Justitie was kapotgeschoten.
U kreeg zeker ook geen salaris? Ja typisch, jawel, maar later, met terugwerkende kracht. De gemeente Arnhem had een dependance in Apeldoorn, daar stond ik ingeschreven als vluchteling en daar heb ik geld ontvangen. We werden ook prachtig gesteund door HARK (Hulp Actie Roode Kruis). Na de bevrijding woonde ik een tijd in de wijk Molenbeke: op de Maarten Gorisstraat, daar had ik een vriend. Voor het werk werden we gestationeerd in een paar grote huizen aan de Velperweg. Römershof, een grote villa voor de civiele kant. Aan de andere kant een villa voor de strafkant.
Waarom hoefde U niet voor Arbeitseinsatz te werken?
Ik werkte voor justitie, dat stond op mijn identiteitspapieren met foto en een groot stempel van de griffier.
Kon U voor de slag om Arnhem gewoon uw werk doen?
Ja zeker wel hoor. Het was zelfs zo, dat we een paar dagen in een bevrijdingsroes waren, die parachutisten en zo. We hadden hoop, het was een domper toen bleek dat het niet waar was. We waren in de hel terecht gekomen in plaats van in de hemel. Maar het was een fout van de regie. In het noorden van Arnhem stonden een hele hoop Duitse tanks om uit te rusten. Die werden direct ingezet om in Arnhem te vechten.
We hoorden dat er bij Gorkum ’s nachts weleens bootjes gingen, die de oversteek waagden
Ik wist dat het zuiden bevrijd was en mijn familie woonde in Den Bosch. Ik dacht daar moet ik naar toe met mijn meisje. Ik had geen contact met mijn ouders. Ik heb een paar keer een kaartje gestuurd met: Ik ben gered, ik ben niet dood. Pas een half jaar later zijn die kaarten aangekomen. We zijn lopend gegaan langs de Rijn en langs de Waal, zo kwamen we in Gorkum terecht. We hoorden dat er bij Gorkum
’s nachts weleens bootjes gingen, die de oversteek waagden. Toen we er kwamen zeiden ze: niet doen, want je wordt er vaak beschoten, er zijn al veel doden gevallen. We mochten in Gorkum bij een dokter een nachtje slapen. Hij zorgde ervoor dat we met een EHBO busje weg werden gebracht. Maar onderweg kwamen we onder vuur te liggen. We hebben ons kunnen redden, wij zaten aan de goede kant van de rivierdijk, maar die Engelse vliegtuigen, die letten daar niet op. Die zagen ons en we werden beschoten. Er waren Einmanslocher (eenmansgaten) daar zijn we ingevlucht, we hoorden de ritsen kogels langs ons heen gaan. Het was een benauwd ogenblik.
“Bij de bevrijding was ik in Loenen op de Veluwe”: zegt meneer Vogel ontroerd
De oversteek naar het zuiden was mislukt. Mijn verloofde is toch een beetje gek geworden van die aanval. Toen is ze door de ambulance van Gorkum naar een soort van ziekenhuis in Utrecht gebracht. Ik ging mee met de ziekenauto. Ik had kennissen in Utrecht waar ik terecht kon. En later mijn meisje ook hoor. Het waren een goede bekenden: De familie Weterings op de Bemuurde Weerd 11.
Is je verloofde lang opgenomen geweest?
Ze is daar wel bijgekomen, het was niet zo erg, als we eerst dachten. We gingen wat dwalen naar de ouders van mijn meisje, die hadden in Amsterdam een zaak. Mijn meisje wilde weer weg bij haar ouderlijk huis. Toen zijn we weer gaan zwerven, onderweg probeerden we steeds wat voedsel te bietsen. Dat zwerven zat ons in het bloed, avontuur zochten we.
het Wilhelmus werd gezongen en de hele kerk zat te snotteren
“Bij de bevrijding was ik in Loenen op de Veluwe”: zegt meneer Vogel ontroerd.
Een dag na de bevrijding werd er een mis gehouden in de Parochiekerk. Ik kan me nog herinneren, op een gegeven moment werd het Wilhelmus gezongen en de hele kerk zat te snotteren. Toen waren we bevrijd. Ook nu nog krijg ik tranen in mijn ogen als ik er aan denk, ’t zal de leeftijd (98) wel zijn.