Een saaie tijd in streng-gelovig Lunteren
Fijne jeugd in Heveadorp en Oosterbeek
Wij woonden destijds in de Berglaan in Heveadorp, waar mijn vader een zuivelwinkel had. In Heveadorp waren twee lagere scholen, een christelijke en een openbare. Maar mijn 3 jaar oudere broer Gerrit en ik gingen naar school in Oosterbeek, omdat de winkel anders een deel van de klanten zou verliezen.
Zoveel invloed had het geloof toen nog!
Daarna naar de middelbare school, ook in Oosterbeek. Zodoende was ik dagelijks in Oosterbeek, had ik er al mijn vrienden en vriendinnen en ben ik toch een Oosterbeekse geworden.
Ik heb een hele fijne jeugd gehad. De bossen en de heuvels, het Duno-plateau, hebben iets.
Ik woon nu in Veenendaal, maar ik moet minstens éénmaal per jaar in de bossen bij Oosterbeek lopen en de begraafplaats bezoeken.
Schieten op Monty
In september 1944 was ik 14. Tegenover ons huis waren vier schuilkelders voor de Hevea-fabriek.
Tijdens de luchtlanding op zondag de 17e en maandag de 18e zaten we echter met 17 dorpsgenoten in onze eigen kelder.
Mijn vader is nog gaan kijken bij de luchtlandingen en heeft een parachute meegenomen. We zagen Engelsen door Heveadorp lopen. Er was een feeststemming, omdat we dachten dat de oorlog voorbij was.
Er werd op mijn broer geschoten vanuit de Hevea-fabriek
Toen mijn broer op het erf liep, werd er op hem geschoten vanuit de Hevea-fabriek, waar Duitsers zaten. Maar gelukkig was het mis. Mijn broer en mijn moeder waren op van de zenuwen.
Even daarna kwam een Duitse soldaat zijn excuus maken. De Duitsers hadden mijn broer aangezien voor Monty (veldmaarschalk Montgomery).
Niet links en niet rechts kijken
Toen we van de Duitsers te horen kregen dat we moesten vertrekken, hadden we een uur de tijd om in te pakken. Maar je weet helemaal niet wat je mee moet nemen.
Mijn vader moest de winkel compleet achterlaten. Nog voor ons vertrek werd onze voorkamer door de Duitsers meteen omgebouwd tot ziekenhuisje. Later bij terugkomst zagen we de verbandresten nog liggen.
Het hele dorp liep leeg, het werd een hele karavaan. Ik mocht niet links of rechts kijken want daar lagen lijken.
Ik mocht niet links en niet rechts kijken want daar lagen lijken
Vrouwen zaten op karren en de rest ging met de fiets of te voet. We zijn in Bennekom terechtgekomen. Waarom daarheen weet ik niet. Je liep gewoon achter de anderen aan.
In Bennekom hebben we overnacht. Later gingen we verder naar de Postweg in Lunteren.
Hele dagen lezen in het boek van Job
Op ons evacuatieadres woonden de twee broers Mees & Kees, van ongeveer 40, en hun oude moeder. Mijn vader moest snel voor de Duitsers gaan werken bij een graafwerk in Ederveen. Mijn broer ging wonen bij ome Jan Post, kruidenier bij de Rudolfstichting (een internaat voor moeilijk opvoedbare jongens) in Achterveld.
Dus ik was alleen met mijn moeder. Het was heel saai thuis. We waren blij dat we onderdak hadden, maar wij hadden niets aan Mees & Kees. Ze waren heel streng gelovig.
Mees las de hele dag in het Boek van Job. Je kon helemaal niet praten over de dingen die ons bezighielden.
Gelukkig hadden de buren op de Postweg een dochter van ook 14, Jannie. Daar ben ik wel veel mee opgetrokken. Maar veel nuttigs hebben we niet gedaan.
Na de oorlog heb ik Jannie nog wel gezien, maar toen bleek dat ze ook heel streng gelovig was geworden. Misschien door haar huwelijk! Het contact is verbroken.
Alle boeken beschimmeld
Toen we terug kwamen was het een enorme troep in Heveadorp. Gerrit en ik hadden na een paar dagen schurft, net als veel anderen. Iedereen moest ontsmet worden.
Iedereen moest ontsmet worden
Veel spullen waren weg of bleken bij anderen te staan. Onze piano, de enige in Heveadorp, stond heel ergens anders. Mijn moeder las veel en had abonnementen op boeken die in series werden uitgegeven. Alles was nat, beschimmeld en onbruikbaar geworden; verschrikkelijk. Daar heeft zij veel verdriet van gehad.
Na de oorlog heeft zij vrijwel geen boek meer gekocht, maar wel veel uit de bibliotheek geleend.
Wandelen en mijmeren in de bossen
Ik raak de oorlog nooit kwijt. Heel vervelend. En dat is gewoon erger geworden. Gisterenavond hoorde ik vliegtuigen laag overkomen. Dan krijg ik het toch weer moeilijk.
Zo ook bij de maandelijkse oefeningen van de sirene (het luchtalarm). Dat geeft een heel vervelend en onrustig gevoel.
We hebben na de oorlog wel in ons gezin gepraat over de oorlogservaringen. Maar pas later.
Eerst hield het me lang niet zo bezig. Ik ben wel expres met mijn kinderen naar de herdenking bij het Airborne-kerkhof geweest. Mijn dochter loopt met haar kinderen de Aiborne-wandeltocht. Ik kom nog graag naar Oosterbeek en Heveadorp.
Als ik in de bossen loop, vraag ik me wel af wat er daar allemaal is gebeurd tijdens de slag. Er is zoveel gebeurd.
Ik heb ook nog allerlei oude boeken met beeldmateriaal uit Oosterbeek tijdens de slag om Arnhem. Na mijn dood mag het Airborne-museum ze hebben.