Eerste brief
1 november 1944.
Beste mevrouw Rothuis,
Vanavond kwam Hr. Augustin met uw brief en verlanglijstje. ’t was even moeilijk om in uw huis te gaan zoeken, vooral omdat wij daar niet aangetroffen mogen worden. Ik ben echter even gaan zien en bleek me, dat er goed verduisterd kon worden. Ik heb toen vlug alles wat er aan kleding nog was, in twee lakens gepakt. Alleen ligt er nog een winterjasje van Roel en een jacquet-jas van uw man; andere pakken zijn verdwenen. Deze beide jassen zal ik thuis bewaren. De jurken en schoenen zijn ook niet te vinden.
Het sigarenkistje lag er wel, doch alles was eruit gehaald. Er is ook in uw huis een tijdje gebivakkeerd door soldaten en uit tijdverdrijf hebben ze de boel waarschijnlijk overhoop gehaald.
De levensmiddelen heb ik zoveel mogelijk in de tas gepakt, die op het kleine kamertje lag. De rugzak zal Ciska A. u wel teruggeven. Zij benutte die even voor zichzelf. We hadden gisteravond geen gelegenheid de kelder te openen, doch dit komt nog wel , en hopen we u het gevraagde nog te kunnen bezorgen.
Misschien komen Chris en ik zondag naar Loenen, als het niet te gewaagd is.
Als we geen gelegenheid hebben bij u aan te komen, zal ik bij André achterlaten wat ik nog voor u kan meebrengen.
Wat jammer hè, dat we onze huizen zo terugvinden. We vonden ook nog een klein oud petroleumlampje, wat Hr. A. graag wilde hebben, omdat hij nog wat petroleum had. U vindt dit zeker wel goed hè? Anders kunt u het misschien even met hen overleggen.
Wat leuk dat u bij Lies, André en de kinderen bent geweest. Wat verlang ik toch naar ze. Vond u kleine Harry niet heerlijk gegroeid? Wanneer en hoe zullen we elkander terugzien. Wij verlangen daar ook allemaal zo naar. Nu ben je al blij als een van de buren even thuis komt en we wat aanspraak hebben. Mevr. Püttmann was zaterdag en zondag thuis en gaven we voor André een brief mee met enige mededelingen voor u over het eerste lijstje.
Hr. A. komt juist terug om te vertrekken en moet ik eindigen. Ik hoop dat alles u niet teveel zal teleurstellen. Wat ik verder nog vinden zal, bewaar ik wel.
Heel veel hartelijke groeten van ons allen, maar vooral van Mien.
Excuseer m’n slordige handschrift.
Tweede brief
Beste Mevr. Rothuis,
Toen vanmorgen van Geldorp met uw brief kwam, heb ik maar direct mijn werk in de steek gelaten en ben naar uw huis gegaan om een en ander op te zoeken. Het van u ontvangen lijstje van zondag had ik gisteren reeds afgewerkt.
De uitslag is als volgt:
•Boekje R.v.A. (gaat hierbij)
•2 parapluies en 2 wandelstokken (bij mij thuis)
•stofzuiger stond in de kelder (wordt nog weggehaald)
•boekenkast Annie: (van de muur geschoven)
•bad laten leeglopen (tenminste ’t water, er was inmiddels nog iets anders, minder fris, in gedeponeerd)
•kiekjes-albums (bij mij thuis)
•inhoud kelder: (2 encycl. deelen 1e en 2e, bij mij), (2 vloerkleden, 1 tafelkleed, 1 Smyrna klein kleedje, 3 div. Gero lepels waren er nog en zijn thuis bij mij. Gelukkig hè, dat dit alles er nog was. Chris heeft nog eens goed rondgezien en lag een en ander in een hoek)
•koffer achterkamer: verdwenen
•leerboeken en schriften: stond ongeveer nog geheel op z’n plaats en hebben we in 2 grote dozen bij ons
gehaald. Bij elkaar is ’t meer dan de wasmand vol en is op een fiets bijna niet te vervoeren.
Naar Velp brengen is wel wat bezwaarlijk, gezien het gewicht. Als v. G. binnenkort met paard en wagen
komt, gaat dat wellicht beter. Willen we dus nog even afwachten?
•woordenboeken: één vond ik er nog in de grote achterkamer (is bij de leerboeken gedaan).
Tot mijn grote spijt was de grote babypop verdwenen. Ik vond het toch zo jammer voor haar. Andere poppen en een beer wel. Ik redde wel haar kleifiguren (4) van de schoorsteenmantel (bij mij thuis gebracht).
Ik zocht voor Mevr. Mulder nog naar ’t ontbrekende lakentje of sloopje, doch vond dit niet. De kapstok inspecteerde ik, doch was dit vlug gebeurd, omdat hij leeg was; dus geen vestjes meer te vinden. Jammer. Zak wolresten gaat hierbij, alsmede ’t truitje met losse mouwen, spelden enz. uit tafel waskast gaan hierbij, meer was er niet; portemonnaie: niet te vinden. Ook bracht ik naar ons Uw naaimachine. Ik kon het niet over me verkrijgen die te laten staan. Het is op mijn kamer een echt pakhuis van andermans spullen, doch dit kan me niet schelen, als ’t maar behouden kan blijven. Map met platen beeldhouwwerk Annie was er, deed ik bij de studieboeken.
Enveloppe met kinderportretten kon ik niet vinden.
Electr. Broodrooster nam ik ook mee om te bewaren. Ik hoop toch zo dat we u alles goed kunnen terugbezorgen. v.G. beloofde me, vanmiddag nog even langs te komen. Ik hoop dat hij het doen zal en mee kan nemen wat ik hierboven vermeldde.
De terugreis is zondag heel voorspoedig geweest. Ik was om vier al in Velp. Mijn neef was er echter niet en moest ik overnachten.
Maandagmorgen ben ik toen maar vroeg alleen naar huis gegaan. Ze wisten niet wat ze zagen dat ik er al was. Mijn neef zou me ’s middags gehaald hebben, doch ik had geen zin daarop te wachten. Het was voor allemaal wel een reuze teleurstelling dat ik André, Lies en de kinderen niet trof.
Verder van hier al weinig goed nieuws, alles is nog bij het zelfde. Ik heb toch wel gemerkt, dat het weekeinde me goed heeft gedaan, ondanks de teleurstelling.
Ik zou mevrouw Mulder nog graag een extra bedankje per brief zenden voor haar gastvrijheid, doch ik moet voor donker nog zoveel doen, dat ik er de tijd niet meer af durf nemen.
Wilt u haar nog eens van mij bedanken en ook namens moeder, vooral voor het heerlijke roggebrood.
Hoe is het met de kinderen? Het zijn werkelijk schatten hoor. Ik ben blij voor u dat u het daar zo goed trof. Er wordt door de mensen anders zoveel geklaagd hè, als je merkt dat je teveel wordt. Ik vind echter altijd maar, dat je beter goed kunt doen aan anderen, dan zelf afhankelijk te moeten zijn van de goedheid van anderen. Ik ben daarom voor u zo blij dat de fam. Mulder dit ook inziet en ik hoop van harte dat zij voor beloning hun have en goed zullen mogen behouden en niet zelf behoeven te evacueren.
En nu stop ik toch heus gauw hoor. Als U nog eens schrijven wilt, doet U dit dan gerust via v. G., die regelmatig in Arnhem komt. Van beloningen daarvoor later, willen we niets weten. Het zou voor ons al meer dan goed zijn als we onze moeite met succes bekroond zagen, door het ongeschonden te kunnen teruggeven.
De brieven voor de Mevr. v. Maanen zijn bezorgd. Bij haar zijn ze nog niet in huis geweest.
Hartelijke groeten van ons allen maar vooral van mij, ook voor de fam. Mulder,
Uw Mien.
Derde brief
30 januari 1945.
Beste mevrouw Rothuis,
Na m’n brief van 21 januari wil ik u nog wat schrijven, voordat we vanmorgen eindelijk een brief van 9 dec. uit Amsterdam ontvingen, waaruit we vernamen dat Lies en André in Hoevelaken zijn.
Die brief bleef op het postkantoor in Apeldoorn liggen en werd me na tweemaal navragen, doorgezonden, tegelijk met een brief van m’n broer uit Rotterdam van Kerstmis.
U kunt begrijpen dat het vanmorgen vreugde bij ons was, temeer daar we hoorden dat allen het goed maken.
De kinderen van Lies moeten er uitzien als Hollands welvaren, Andrétje is zelfs net een echt boertje.
Wat zou het me veel waard zijn, als ik ze weer eens kon zien.
Ze zitten op een boerderij, dus eten hebben ze wel, doch met slapen moeten ze zich erg behelpen op een zolder boven de koeienstallen, wat natuurlijk minder aangenaam is. Andrétje zit de hele dag in de stallen en veegt die ook steeds aan.
Uit Amsterdam komen ze er nog wel eens en zo gauw ik er gelegenheid voor heb, ga ik er ook vast naar toe, als ze dan maar niet weer vertrokken zijn. Lies zei, dat ze dan naar Amsterdam zou lopen.
Ik hoop maar dat het niet zover komt, want dan zouden ze gebrek gaan lijden.
Wat duurt het anders lang hè? En nu met al die vorst en sneeuw gaat er nogal zoveel verloren door gesprongen waterleidingen.
Ik hoorde van Mevr. Van Embden, dat de fam. Augustin ook naar Friesland vertrok?
Mocht u gelegenheid hebben om even bij Mevr. v. E. in de U.L.O. School aan te gaan, wilt U haar dan zeggen, dat haar verzoek slechts gedeeltelijk gelukt is. Ze was heel benieuwd naar dit bericht en zou nog eens hier komen om iets te halen. Ze moet zelf echter maar eens zien, met die sneeuw zal ze er toch niet door kunnen komen. Chris wilde haar nog schrijven, maar kwam er niet aan toe.
Bij voorbaat voor uw moeite dank.
Verder nieuws is er niet, dus laat ik het hierbij.
Ik heb trouwens vandaag al zoveel afgepend dat ik er kramp van in mijn vingers krijg.
We hebben sinds zaterdagavond weer licht van 6 – 9½ uur.
Hartelijke groeten van ons allen, maar vooral van, Mien.
P.S. Schrijft U spoedig nog eens?
Wilt U veel groeten overbrengen aan fam. Mulder?
Vierde brief
19 februari 1945.
Beste mevrouw Rothuis,
Nog steeds moet ik Uw brief van 28 januari en briefkaart van 3 februari beantwoorden.
In de eerste plaats hiervoor m’n hartelijke dank. We zijn altijd blij dat er weer een teken van leven komt van oude bekenden. Veel post krijgen we niet, doch wel kregen we een brief van Lies en André uit Hoevelaken, geschreven op 13 December. Ze maakten het toen best.
Tevens ontvingen we een bericht van 31 jan. van mijn broer uit Rotterdam, waar ’t met hen ook goed was.
Ik hoorde hier onlangs dat iemand 2 á 3 keer per week met een auto naar Amersfoort gaat en vroeg ik eens mee te mogen rijden tot H., wat goedgevonden werd en hopelijk spoedig kan doorgaan.
Voordien wilde ik dan eerst thuis nog wat kleren voor de kinderen gaan halen, die we daar opgeborgen hebben. Dan kan ik meteen zien of uw boeltje er nog is. Ik hoop het toch zo!
Ik moet dan wel met iemand mee die de stad in, anders zou ik het niet kunnen doen, ze zijn er heel streng op. U begrijpt natuurlijk best, dat ik alles zou doen, om de kinderen weer eens te zien. Daar ik echter enige vrees had, dat ze uit Hoevelaken inmiddels weer vertrokken zijn (na 13 dec. kon er weer zoveel hebben plaatsgehad) schreef ik een briefje, dat die auto voor Amersfoort meenam en waarop André direct bericht mee terug gaf, dat ze er nog steeds zijn en het allen goed maken.
Alleen begon het hem nu wel wat lang te duren. De kinderen groeien goed. Lousje was toen reeds 7 pond aangekomen en Andrétje en Thea waren echte boerenkinderen geworden, terwijl Harry zo dik als een potje werd. Wat zal ik blij zijn hen weer eens te zien. Ik blijf er dan een paar dagen, dus hoop er van te genieten.
Als mijn fiets goed was geweest, zou ik zeker in Eerbeek gekomen zijn. Verschillende kennissen hier gingen erheen en ik wilde graag mee. Chris is echter met m’n fiets bezig en hoop ik binnenkort nog eens de Veluwe op te gaan. Ik moet zeker naar Beekbergen en als u dan nog in Eerbeek bent, wijzig ik m’n terugtocht via Dieren.
Mocht U echter naar Zaandam gaan, schrijft U me dan even, dan kan ik over de Apeldoornseweg terug.
In Eerbeek heb ik behoudens de fam. Mulder geen kennissen meer, die ik kan bezoeken. Wat heerlijk voor u, dat uw nichtje in Zaandam u zo gastvrij wil ontvangen. Dat is weer eens enige verandering in het saaie leven van afwachting. Bij ons hier komt er steeds meer opleving, het wordt een stadje op zich en er is reeds toegestaan dat er ± 3000 mensen mogen wonen, nu zijn er ± 22 á 2300.
Elke dag zie je nieuwe verhuizingen binnenkomen. We hebben nu ook een Arnhemse distributiedienst en een secretarie. Burgemeester Schermer woonde hier vorige week een vergadering bij en er is hard gewerkt om verschillende stadsdelen vrij te krijgen. Voorlopig geldt dit alleen voor de Geitenkamp en we zijn natuurlijk afhankelijk van de Kampfkommandant, omdat Arnhem gevechtsgebied is. We zullen er het beste maar van hopen. Vorige week was ’t anders weer minder leuk. Bij veel leden van de Technische Noodhulp waren razzia’s en huiszoeking bij allemaal, reden onbekend. Nu is alles weer vrij, wij zelf hadden geen last, behalve de huiszoeking, doch daarvan hadden we niets te vrezen. Er zijn hier en daar wel radio’s en fietsen in beslag genomen.
Enfin, hierover vertel ik bij een eventueel bezoek wel.
De opinie, welke ook in Eerbeek over ons blijkt te bestaan en waarover u schreef, is momenteel overal wel bekend, dat het werkelijk als een waarheid wordt beschouwd. Maar de lui met de grootste monden en dreigementen zijn gewoonlijk degenen, die zelf niet weten wat evacueren is, en alles te moeten achterlaten. Zij hebben waarschijnlijk nog geen gebrek geleden.
Maar vraag hen eens wat ze afstaan aan evacués en hoeveel ze hen aan onderdak verschaffen? Ik weet dit uit ondervinding van m’n collega’s uit Velp. En de gedupeerden, die zo spreken, doen het vaak uit jaloezie, omdat zij niet evenals wij, dichtbij huis zitten, en hun boeltje zagen weghalen. Hen kan ik hun veroordeling enigszins vergeven.
Degene die u vertelde dat de T.N. de Duitsers helpt de stad leeghalen, is al heel slecht met het werk op de hoogte en op zijn aanraden zullen we hier niet wegvluchten, omdat we te laf zouden zijn om later eventueel de consequenties te aanvaarden. Toch ben ik blij dat ons doen en laten uw vertrouwen niet geschokt heeft en dat U inziet, dat je door omstandigheden gedwongen kunt zijn, je onderdak daar te zoeken, waar een ander je liever niet ziet.
Degene die beweert dat hier allemaal N.S.B.-ers zitten, zou ik willen uitoodigen hier eens kennis te komen maken met de bewoners, misschien komt hij dan tot andere gedachten. Hoe het ook zij, we wachten maar rustig af en zullen dan wel zien wat er komt. Mochten er hier dan werkelijk mensen zijn, die zich schuldig voelen, dan zullen zij heus wel proberen er tussen uit te komen. Wij denken daarover nu echter niet. Dat er wel weer stomme streken zullen worden uitgehaald en onschuldige slachtoffers vallen, daar twijfel ik niet aan. Dat is altijd zo geweest en zal ook wel zo blijven. Enfin, genoeg hierover, later zien we dit alles allicht heel anders in, als we weer rustig in onze huizen zitten. Nu heb ik al zoveel geschreven en nog niet eens naar u allen geïnformeerd. Hoe gaat het, alles nog oké? Is Uw vader inmiddels naar Utrecht vertrokken? De tijd zal voor hem wel lang duren, ofschoon het omvliegt. Chris komt tijd tekort, want hij kon hier zijn eigen land op Angerenstein weer huren en dan weet u wel hoe druk hij daarmee is. De overige grond wordt onder de bewoners verdeeld, die een volkstuin willen.
Een centrale keuken is hier ook reeds en binnenkort wordt ook de school geopend. Een burgerlijke stand is nu op komst en zo begint alles weer zo’n beetje op een normaal stadsleven te lijken, met dit verschil dat je uren in de rij staat voor water, levensmiddelen, bonnen inleveren enz.
Enfin, dat hoort er tegenwoordig zo bij. Overal wen je aan en je hoort nog eens wat.
Hoe is het met Coen en Heintje? Ik denk dat Annie ze in Zaandam wel zal missen.
Vorige week was Mevr. van Embden hier, doch ze kon niet door de controle en zijn we wat achteraf toch met haar in contact gekomen, zodat ze geen vergeefse reis had.
Nog mijn hartelijke dank voor het overbrengen der boodschap aan Mevr. v. E. En zo proberen we elkaar maar te helpen, profiterend van ’t feit dat we hier mogen wonen.
Voor ditmaal wil ik hierachter maar weer eens een punt zetten, in de hoop spoedig wat terug te horen. Brengt u vooral m’n hartelijke groeten ook over aan de familieleden en ontvangt u deze zelf het meest van Moeder, Lous en Jan Chris.
Mien