Brief van oom Jan aan familie; 1944
Steenderen, 13 oktober 1944
Beste Vic,
Zondag 17 september begon het spul, het was de eerste zondag dat ik weer naar de kerk mocht.
Vrijdag 15 september was ik even buiten geweest. Ik voelde me best en gelukkig nu, ondanks alles.
Van dieet natuurlijk geen sprake.
Onder de Hoogmis eerste luchtalarm, ’s middags al meer luchtgevechten enz. Vanaf die dag is Riek 10 dagen niet uit de kleren geweest. Miep ook niet. Van slapen kwam niets! Kermisbedden gemaakt in de voorkamer, maar niet er op geweest, steeds in de gang tegen de muur gezeten.
Tijdens ons vertrek, we waren toen met 8, een zwaar bombardement
De overburen hadden onze huiskamer gekregen, een jongetje van 12 jaar had longontsteking.
Van middageten kwam ook niets, een paar sneetjes brood met tegenzin.
’s Middags de straatgevechten voor de deur, op de markt, op de toren rondom.
De brug was door Canadezen bezet. Toen ze niet te verslaan waren, staken de Duitsers ’s avonds half tien de grote gebouwen in brand, toen moesten we er wel uit, ’t was één vuurzee, wij hadden aanvankelijk onze kelder met spoed ingericht voor de buurt en onszelf, allemaal stoelen, levensmiddelen en kaarsen enz. maar je begrijpt dat niemand er de nacht durfde door te brengen. Wij voelden er tenslotte niets voor om levend te verbranden en besloten tussen 10 en half 11 om maar te vertrekken.
Daar we wisten dat Piet ook zijn huis uit was en bij Anna R. was, zijn we even naar hem toegegaan om te zeggen dat wij de boel moesten prijs geven en daarna vertrokken we verder naar de van Pallandstraat, bij kennissen van Loeks. Deze waren al naar bed, maar alhoewel ze voor ons vreemd waren, behalve de dochter Rita, werden we toch allerhartelijkst ontvangen.
Daar konden we blijven tot de maandag er op, 25 september en spraken Piet meer malen.
Toen moesten allen evacueren. Tijdens ons vertrek, we waren toen met 8, een zwaar bombardement, ons enigst bezit waren 3 fietsen, onze kleren die we aanhadden en verder voor ieder nog een stel boven- en ondergoed en een paar schoenen en een jas. Wintergoed zat in de kelder, benevens alles wat waarde had.
Wij trokken naar Alteveer en mochten daar bij een mevrouw en haar dochter ( kennissen van de familie O. uit de van Pallandstraat) overnachten.
26 september met ons tienen vertrokken allen te voet naar Schelmseweg, Geitenkamp, Rozendaal, Velp, Rheden naar de Steeg, waar we opgewacht werden door de zoon van mevrouw L. van Alteveer.
Deze is wachtmeester in Steenderen, met paard en wagen werd onze bagage overgenomen.
Riek kwam boven op de wagen te zitten, wij fietsten verder, ontdaan van de bagage, naar Dieren toe.
Toen overvaren naar Olburgen, van daar naar Steenderen. Half 7 aangekomen.
Toen waren we met 12 man in een betrekkelijk klein, maar net huisje van de wachtmeester en zijn vrouw. Daar op zolder, op stro geslapen, voor het eerst in 10 dagen!
Toen waren we tijdelijk uit het oorlogsrumoer, want 25 op 26 september hadden we staande in de kelder doorgebracht.
Vier bommen waren op Alteveer gevallen, maar gelukkig geen ongelukken. 27 september ’s namiddags, werden wij ondergebracht bij 2 buitengewone beste mensen, een broer en een zuster met een kleine boerderij. (4 koeien, een paar varkens en 12 kippen), gelukkig ook katholiek, want de 3 voorgaande families waren niet katholiek, maar wel zeer goede mensen, ze baden gewoon met ons mee.
Bertus en Trui zijn ongeveer 50 jaar oud, goedhartiger bestaan er geen, het is er zeer eenvoudig en ouderwets, niets modern in hun huis, alles primitief, maar hun harten zijn niet te evenaren.
En zo zijn wij tot rust gekomen, wij kunnen allemaal rustig slapen.
De burgemeester is N.S.B.er.
Loeks en ik hebben ons niet in laten schrijven, want alles van 14 tot 60 jaar mannelijk moet onder toezicht van de Todt* en S.A stellingen graven langs de IJssel, alle boeren moeten het werk laten liggen. Dus moeten wij stiekem in huis blijven, anders worden we verraden door de N.S.B.ers.
Het is niet leuk, maar ook dat kan er wel bij, het is natuurlijk niet prettig, met de kerk vlakbij toch in huis te moeten blijven, want de boerderij ligt midden in de kom, omringd van allemaal, voor ons onbekende dwarskijkers.
We hebben nu binnenshuis, hout hakken op de deel, aardappelen schillen, peren om te drogen enz.
* De Organisation Todt (OT) was een Duitse bouwmaatschappij tijdens het bestaan van nazi Duitsland. In het kader van de Arbeitseinsatz moesten Mannen voor hen werken.
Dezer dagen zijn er 5000 Amersfoorters, die zo van de straat waren gepikt met een trucje en uit de huizen, allemaal zonder bagage, om te komen spitten voor de stellingen 63 km met slecht weer gelopen, naast ons zijn er 100 in een zaal gelegd.
Binnen 24 uur waren Trui en Bertus zo goed als alles, wat ze in huis hadden, kwijt, voorradige klompen, schoenen, kousen, kleren, levensmiddelen, tabak (eigen gebouwd), trommeltjes, flesjes, alles gaven ze maar weg. Zó als de koeien gemolken zijn, wordt er wat voor eigen gebruik voor de koffie uit gehouden en de rest gratis voor de armen Amersfoorters. Ook vanuit Utrecht liggen er een massa in Bingerden.
De Arnhemmers, die in Velp waren, zijn ook weer verder gejaagd. De laatste 8 dagen veel aanvallen van jagers op Duitse transporten.
Er zijn in één weektijds hier drie boerderijen afgebrand en drie doden. Horen en zien vergaat ons. Toch hopen we dat we niet verder behoeven te gaan.
Van het feit, dat we alles, wat we met vlijt in 30 jaar vergaard hebben kwijt zijn, is wel hard, maar waren met een paar traantjes in 5 minuten te boven.
God zei dank, zijn we goed gezond en met vertrouwen zien we de toekomst tegemoet. Zolang we nog geen eigen dak boven ons hoofd hebben, zullen we maar afdragen, wat we hebben.
Van de hele Renkumse familie weten we nog niets, alleen van U en Anna en Anton B.
Vic, het allerbeste met je, wanneer het kouder wordt en de winter laat zich gelden, zullen we verlegen zitten om 2 winterjassen en 2 wintermantels, want die zullen wel mee verbrand zijn, we rekenen er tenminste niet op, dat er ook maar iets terecht zal komen van de kelderinhoud.
Mocht ge die kunnen verkrijgen, zendt ze dan voorlopig niet op, want dan komt het misschien niet aan. Mogelijk is over enige tijd het oorlogsgevaar voor ons land geweken of achter de rug en als het dan ter beschikking is, is de moeite niet vergeefs geweest.
Voorlopig laten we het hier maar bij.
Hartelijk dank voor medeleven, groet alle familie en bekenden van ons. Dag !!!!!!
Je broer Jan.
Hoe zou het toch met Reinier gaan? Die zat ook niet safe.
Wat schiet het slecht op.
Ze hebben maar één motief: Alles verwoesten.
Toelichting
Mevrouw C. Oorsprong bezit twee brieven die door haar grootvader en diens broer tijdens de oorlog naar familieleden werden gestuurd. De familie was een zeer goed katholieke familie. Het gezin van broer Piet woonde in 1944 onderaan de Sweerts da Landa straat. Het gezin van haar grootvader Jan woonde in een groot huis aan de Turfstraat, naast de Grote Eusebius Kerk. Van het huis was na de oorlog zo goed als niets meer over. Wel was de kelderingang nog afgesloten, maar bij een eerste ( illegaal?) kort bezoek aan Arnhem mochten ze daar nog niet in. Toen ze een paar dagen later officieel mochten terugkeren naar de stad bleek de kelder opengebroken en was alles wat daar opgeslagen had gelegen alsnog verdwenen. Kort daarna werd ook de grond door de gemeente Arnhem i.v.m. plannen van de gemeente, onteigend.
Hoewel de familie materieel veel heeft verloren door de oorlog overheerste altijd de dankbaarheid dat ze allen gespaard zijn gebleven.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?