Biscuitjes en brandhout
Toen de bevrijding nabij was, moesten ze op de boerderij de kelder in.
Het keldergat was met zandzakken beveiligd.
De Canadezen lagen op natuurbad De Zanding en op een dag ging Hans met zijn broer Karel kijken. Onderweg zag hij overal hoopjes liggen. Hij vroeg zijn broer wat dat was, maar die zei: “Niet naar kijken”. Pas later hoorde Hans dat dat soldaten waren waar een vlammenwerper overheen was gegaan.
Van de Canadezen kregen ze potten jam, rollen biscuitjes en blikjes Goldflakes sigaretten.
Zo gauw het kon bracht boer Heitink de familie Bongers met paard en wagen terug naar Oosterbeek.
Het huis aan de Wilhelminastraat stond er nog wel, maar de erker aan de voorkant was helemaal weggeslagen. Alle ruiten lagen eruit, er zaten grote scheuren in de muren en in de achtertuin was het een puinhoop omdat er op de Jacobaweg een V1 was neergekomen. Veel spullen waren gestolen, onder andere een tapijt dat vader voor vertrek nog netjes had opgerold; dus dat konden plunderaars zo meenemen.
Wat er nog wel was dat waren de deuren, die waren gebruikt ter versteviging van de wanden van de loopgraven. Nu stonden er duizenden deuren in Park Bato’s Wijk, waar de bewoners ze weer op konden komen halen. Het luchtdoelgeschut dat in de tuin stond bleek favoriet speelgoed te zijn. Op iedere straathoek lagen stapels hulzen en overal waren loopgraven, waar nog veel oorlogstuig in lag.
Toen het in het najaar kouder werd, werd door de gemeente een boom toegewezen op de Bilderberg.
Die mochten ze kappen en in stukken zagen, om als brandhout te gebruiken.
Ook vijf van de zes mahoniehouten stoelen die het gezin Bongers nog had verdwenen die winter in de kachel.
Hans moest in september 1945 weer naar school, maar dat viel hem bepaald niet mee. Je liep al achter door de oorlog en daar kwamen de hiërarchische verhoudingen uit die tijd nog eens bij. Hans was nogal een druk jongetje en dat was er door de oorlog niet beter op geworden. Op de streng katholieke jongensschool waar hij op zat en waar de kinderen nog regelmatig werden geslagen, was hij vaak de klos.
Daarnaast zong hij in het jongenskoor, maar dan moesten ze ook enkele keren per week begrafenissen en trouwerijen zingen ’s ochtends tussen 9 en 11 uur, waardoor hij op school nog meer miste.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?