Bombardement op Wolfheze

D. van der Horn (1931) zat op de lagere school. Zijn vader was verpleger in de stichting, zoals het psychiatrisch ziekenhuis in Wolfheze werd genoemd. Hij was 13 jaar, de jongste thuis en had een broer van 15 jaar en een zus van 17. Zijn moeder verzorgde het gezin.
Op 17 september 1944 werd Wolfheze gebombardeerd, ook een deel van het psychiatrisch ziekenhuis, waar de patiënten nog woonden, vertelt hij. Ons huis stond aan de rand van het terrein.

We konden mijn vader niet vinden, totdat we hem opeens verdwaasd zagen rondlopen

We kwamen uit de kerk en ineens werden we gebombardeerd. We schrokken enorm vooral ook omdat mijn vader niet bij ons was; hij werkte op dat moment. Heel veel gebouwen waren verwoest, ook het gebouw waar mijn vader werkte. We herkenden de gebouwen niet meer; alles was puin. We konden mijn vader niet vinden, totdat we hem opeens verdwaasd zagen rondlopen. We vonden dat hij mee moest komen om te schuilen en hij deed dat, want het bombardement was nog niet afgelopen. Later is hem dat door collega’s nog kwalijk genomen; hij had volgens hen bij de patiënten moeten blijven. We moesten rennen en hebben die dag, samen met veel andere bewoners van Wolfheze in een droge greppel in het bos gelegen, vlakbij het kousenhuisje, tussen de Duitsers en de Engelsen die elkaar beschoten. Ik was ontzettend bang die dag. Er was één Nederlander die naar Engeland was gevlucht en nu terugkwam als geallieerde. Hij kwam bij onze greppel. Hij gaf foto’s af, die we aan zijn familie in Barneveld moesten afgeven. Hij vertelde dat, als we maar bleven liggen in de greppel ons niets kon overkomen. En wij geloofden dat.

mijn moeder is in één dag helemaal grijs geworden

De hele verdere dag zaten we in elkaar gedoken in die greppel. Ons gezin heeft die dag overleefd. ’s Avonds zijn we terug gegaan naar ons huis, dat er nog stond en hebben in de kelder, op de aardappels, geslapen. Wat mij bij gebleven is, is dat mijn moeder die dag in één dag helemaal grijs geworden is. Als ik het nu vertel geloven mensen dat niet, maar het is echt waar; in één dag helemaal grijs.

We hadden snel wat kleren in een kruiwagen gelegd en zo gingen we op pad

Op 18 september zag D. van der Horn Engelse jeeps door de straten van Wolfheze rijden om de mensen te zeggen dat ze weg moesten gaan. In Wolfheze zouden de Engelsen, de Duitsers weg bombarderen. Wij vluchten met z’n allen door de bossen naar Heelsum. We hadden snel wat kleren uit de kast getrokken en in een kruiwagen gelegd en zo gingen we op pad. Er was geen tijd voor iets anders.
We wilden snel weg zijn voordat het geweld begon. Ik weet wel, dat de patiënten van het psychiatrisch ziekenhuis gewoon nog in Wolfheze waren. Later zouden zij naar Ermelo gebracht worden. In Heelsum staat een oud kerkje op de heuvel en in een oud gebouw erachter hebben we geslapen. Er was wat stro op de grond gegooid en een heleboel mensen uit Wolfheze konden daar terecht. Later zijn we bij een bakker / kruidenier in Heelsum terecht gekomen, daar mochten we in de kelder zitten. Maar veilig was het niet, ook daar werd het dorp beschoten. We moesten door en gingen naar Bennekom. Er was hulp georganiseerd en in Bennekom werden we met paard en wagen weggebracht naar een boerderij. Daar konden we even blijven. Vanuit Bennekom zijn we naar Veenendaal gelopen en van daaruit naar Ermelo. Daar zaten de patiënten uit Wolfheze en moest mijn vader, die in Wolfheze verpleger was, aan het werk.

Wie was goed en wie was fout?

In Ermelo werden we ondergebracht bij twee oudere schooljuffen. Zij hadden weinig zin om een gezin onderdak te geven, maar werden gedwongen. We moesten zelf maar eten verzamelen en koken, als zij in de keuken klaar waren. We hadden honger. Overdag gingen we bij boeren langs of we wat aardappels konden krijgen. Verder aten we voederbieten, bloembollen en wat rogge wat op het veld bleef liggen na het dorsen. Ik heb ook nog een baantje gehad bij de Boerenbond, daar maakten ze melkpoeder die ik moest afwegen. Van de boeren kreeg ik soms brood met spek, en voor mijn moeder mocht ik een liksteen (zout) voor de koeien meenemen. Wij wisten waar anderen uit Wolfheze zaten, maar hadden niet veel contact met hen. Het was ieder voor zich en echt overleven. Ik weet nog dat die oude taarten een schaaltje met aardappels over hadden en afgedekt in de kelder gezet hadden. Wij hadden het opgegeten. Ze waren woest en zeiden dat we dieven waren. Maar ja, wie was goed en wie was fout?

we hadden erg weinig te eten; bloembollen, aardappelschillen, roggekorrels

Ik ben altijd een kind met een zwakke gezondheid geweest, mijn ouders hadden veel zorgen om mij. Ik was vaak ziek, vaak moe en zwak. Ik heb in 1943 een jaar lang in bed gelegen, want ik had TBC. Ik was nog herstellend. Toen kwam het bombardement van Wolfheze en moesten we vluchten. Mijn ouders hadden veel zorgen dat ik het niet zou redden. Hoe zou ik zo ver kunnen lopen; ik die altijd ziek was en net een jaar op bed gelegen had. En gevlucht zijn we van Wolfheze tot Ermelo: Alles gelopen.

En toch; tijdens de evacuatie ben ik niet ziek geweest

Tijdens het verblijf daar hadden we erg weinig te eten. Bloembollen, aardappelschillen, roggekorrels en wat we verder konden krijgen. En toch; tijdens de evacuatie ben ik niet ziek geweest. Ik heb het hele eind gelopen, ben tijdens mijn verblijf in Ermelo er veel op uit geweest om eten te bedelen, waarbij ik echt veel moest lopen. Toen we terug kwamen en alles weer zijn normale gangetje ging, werd ik weer een vaak ziek. Verwonderlijk toch?
Half juni 1945 werden we met legerwagens teruggebracht naar Wolfheze. Van het psychiatrisch ziekenhuis, waar mijn vader als verpleger werkte, waren veel gebouwen in puin, ook was de centrale keuken geraakt. Ons huis stond er nog, maar alle ramen lagen eruit en er stond niets meer in. Mijn vader heeft met een greep alles eruit gegooid, niets was meer goed. Er was een kerk op het terrein van het ziekenhuis, daar hadden ze alle spullen verzameld die op het terrein gevonden waren. Je mocht daar je eigen spullen weer terughalen. Maar je begrijpt het wel, iedereen haalde daar de spullen weg die hij / zij kon gebruiken, niet wat van hem was. De deuren waren uit het huis, die waren gebruikt voor stellingen en loopgraven. Die hebben we zoveel mogelijk weer opgehaald en langzaamaan werd het huis weer bewoonbaar. Ik ging weer terug naar school, die stond er nog. Ik herinner mij nog goed dat we via de Zweedse hulp; witbrood en sinaasappels kregen. Ik had nog nooit zo iets lekkers gegeten.

De SS’ers waren vuillakken

Volgens D. van der Horn waren de SS-ers fanatiek; dat waren vuilakken.
De Duitse soldaten, die gedwongen waren te vechten waren vaak aardiger; zij waren ook maar opgeroepen terwijl ze veel liever in hun land bij hun familie gebleven zouden zijn.
Er was in Ermelo een NSB arts en er liep altijd een hulpje mee; een Duitser. De arts was erg aardig voor mijn zus, maar de Duitser waarschuwde haar, dat hij geen goede bedoelingen had. Dat bedoel ik nou; er zijn Duitsers die veel beter waren dan Nederlanders, maar er zijn natuurlijk ook foute Duitsers.
Ik kan mij nog druk maken over de herdenking in Vorden, waar de burgemeester in 2012 niet langs een Duits graf mocht lopen. Wat een onzin. Die Duitser is ook maar gedwongen geweest om in Nederland te gaan vechten en hij nog gesneuveld ook.

2 reacties
  1. T. Bruinsma
    T. Bruinsma says:

    Ik zou graag in contact willen komen met D. van der Horn. Ik ben een zoon van zijn zus. Hij is dus mijn oom. Maar door omstandigheden is het contact jaren geleden verloren gegaan. Zijn verhaal verklaard veel…..

    Beantwoorden
  2. Martien van Barneveld
    Martien van Barneveld says:

    Weet niet of dhr. D. van der Horn dit bericht kan bereiken, maar zou graag in contact met hem komen, in zijn verhaal omschrijft die namelijk mijn vader, die was ingedeeld bij Airborne Divisie als een Nederlands Commando van 10 (I.A.) Commando 2 Dutch Troop.

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *