‘We zijn te vroeg teruggegaan’

Evert Steentjes was zes jaar oud en ging net voor het eerst naar school toen de Slag om Arnhem begon. Hij woonde met zijn ouders en zijn vijf jaar jongere zusje op de Hoogkamp in Arnhem-Noord. De laatste acht maanden van de oorlog bracht hij door bij zijn grootouders in Velp en bij familie in Loenen. Net toen ze in het voorjaar van 1945 dachten dat het veilig was en teruggingen naar Velp, kwamen ze tussen de strijdende partijen terecht. Eenmaal terug op de Hoogkamp bleek het aangrenzende landgoed Mariëndaal nog steeds vol gevaren.
Voor de Slag om Arnhem Het was natuurlijk volop oorlog in Nederland, maar als kind had ik niet in de gaten hoe moeilijk dat voor mijn ouders was. Mijn vader had een tabakswinkel op de hoek van de Josef Israëlslaan en de Van Goghstraat op de Hoogkamp. We woonden in een benedenhuis naast de winkel en hadden twee families boven ons wonen. Tot dan toe was het in Arnhem vrij rustig geweest en had ik gewoon op straat gespeeld, want er waren in die tijd nog bijna geen auto’s. Omdat er bij ons aan de rand van de stad veel boerderijen waren, hebben we geen honger geleden. Mijn vader kon tabak ruilen tegen eten. De oorlog kwam pas echt dichterbij toen de Duitsers in september 1944 de Montessorischool vorderden waar ik sinds een paar weken voor het eerst naartoe ging. De Duitse soldaten lieten ons verder met rust. Ze reageerden altijd heel positief op mij. Later begreep ik dat dat kwam doordat ik heel blond was en er dus arisch uitzag.

Ik was blond en zag er dus arisch uit

Luchtlandingen 1944 (Foto gemaakt door vader)

Luchtlandingen 1944 (Foto gemaakt door vader)

Zondag 17 september 1944 We hoorden eerst het geronk van vliegtuigen en daarna zagen we in de verte parachutisten landen. Omdat we zo hoog woonden, kon je dat goed zien. Mijn vader was een verwoed amateurfotograaf en heeft het allemaal vastgelegd. Ik heb nog vier foto’s die hij toen gemaakt heeft. Zelf herinner ik me dat ik op het balkon van de bovenburen gezien heb wat er op die foto’s staat: Vliegtuigen waar die parachutisten uitsprongen. Mijn vader is 94 jaar geworden, maar heeft me nooit verteld dat hij in 1947 een verslag van die eerste dagen heeft geschreven aan dr. L. de Jong van het RIOD. Ik vond dat verslag na zijn dood tussen zijn spullen.
Gevaarlijk in de buurt Op 18 september begon het schieten in onze buurt. De Duitsers die in de school zaten, namen de containers met voorraden die de geallieerden hadden gedropt, in beslag. Zo werden ze dus eigenlijk door de geallieerden bevoorraad.

Ik zag een parachutist brandend naar beneden komen

Die dag zag ik in de verte een parachutist brandend naar beneden komen. De derde dag van de Slag om Arnhem kwamen er vluchtelingen uit Oosterbeek naar onze buurt. Ineens hadden we allemaal vreemden in huis die door het dolle heen waren. Ik herinner me een man die zo bang was dat hij de hele tijd onder de trap wilde zitten omdat het daar het veiligst was. Maar op die plek zat onze wc en wij konden er niet op omdat hij hem bezet hield. Nadat de waterleiding was afgesloten moesten we water halen op de hoek van de Amsterdamseweg en de Schelmseweg. Achteraf levensgevaarlijk, want de Engelsen lagen aan de ene kant en de Duitsers aan de andere. Maar mijn vader was niet bang en ze lieten ons rustig water halen.
De evacuatie Na het evacuatiebevel zijn we naar mijn grootouders van moederskant in Velp gegaan. Later mochten mijn ouders met een pas terug om wat spullen voor mijn kleine zusje op te halen. Dat hebben ze ruim opgevat en met paard en wagen zoveel mogelijk spullen meegenomen. De wagen was zo zwaar beladen dat mijn vader op de Heemstralaan, die steil naar beneden loopt, stokken tussen de spaken van de wielen moest steken om hem af te remmen. Op de Velperweg bij Bronbeek moesten we langs een wachtpost van de Duitsers. Gelukkig stond daar op dat moment een gewone Duitse soldaat te controleren. Mijn vader had voor de oorlog in Duitsland gewerkt, herkende het Beierse accent van de soldaat en zag dat het een gemoedelijke man was. Hij maakte een praatje en daardoor mochten we met alle spullen doorrijden. De rest van de huisraad had mijn vader onzichtbaar verstopt in een gat in de vloer onder de toonbank. Dat was maar goed ook, want toen we na het evacuatiebevel in Velp kwamen, ontdekte mijn moeder dat ze haar sieraden was vergeten die ze achter een schilderijtje op de schoorsteen had gelegd. Toen mijn vader de volgende dag terug moest naar de Hoogkamp omdat hij bij de BB was, vroeg mijn moeder hem haar sieraden mee te nemen, maar die waren toen al weg. Dat was de eerste golf plunderingen, door Nederlanders. Later kwamen de Duitsers en de Canadezen hebben ook wel wat meegenomen.
In Velp Mijn opa en oma hadden een groot huis in het centrum van Velp. Daar zijn we een paar maanden gebleven totdat het ook daar te gevaarlijk werd. De huizen in de buurt werden toen met brandbommen beschoten en de daken vlogen in brand.

De huizen in de buurt werden met brandbommen beschoten

We zijn toen met de fiets en een aanhangkarretje erachter naar familie in Loenen gegaan die een boerderij hadden. Ik weet nog precies waar we de eerste lekke band kregen: Bij een café in Dieren. Onderweg hebben we ook verschillende keren in een greppel gelegen omdat de Engelsen de Duitsers aan het beschieten waren. Op de boerderij in Loenen was het vrij rustig. Ik was niet bang want ik was bij mijn ouders en grootouders en we woonden bij familie. We hadden genoeg te eten. Mijn vader ruilde tabak voor brood en stuurde dat naar familie in Amsterdam. Ik was bezig met de dieren voeren en rommelen op het erf. Ik speelde met kinderen van andere vluchtelingen uit Arnhem, want die waren er daar veel. Ze woonden zelfs in het kippenhok. Het enige oorlogsgeweld dat ik me uit die tijd herinner was de aanval op vliegveld Deelen waar de Duitsers hun hoofdkwartier hadden. Dat zagen we in de verte gebeuren in het voorjaar van 1945. Ruim voor de bevrijding besloten mijn ouders met mijn grootouders terug te gaan naar Velp. Dat was een vergissing want we kwamen midden in het offensief van de geallieerden tegen de Duitsers terecht. We hebben in Velp hoofdzakelijk in de kelder gezeten. Mijn ouders herkenden het geluid van V1-bommenwerpers die aankwamen. Als dat geluid stopte, moesten we zo snel mogelijk naar de kelder rennen. Tijdens zo’n bombardement is de hele Oranjestraat in één klap verdwenen.

Tijdens zo’n bombardement is de hele Oranjestraat in één klap verdwenen

In de bijkeuken van mijn grootouders sloeg een granaat in die uiteindelijk in de divan in de kelder terechtkwam. Gelukkig hadden mijn ouders inmiddels een andere woning in Velp gehuurd.
Terug op de Hoogkamp Een tijd na de bevrijding zijn we teruggegaan naar huis. Ik herinner me dat er onderweg aan de Heemstralaan nog spullen buiten stonden die de Duitsers niet hadden kunnen meenemen en die door weer en wind aangetast waren. In ons eigen huis zat geen glas meer in de ramen en was de haard weg. De binnenpot van de haard die mijn vader in de tuin had begraven, hebben we wel teruggevonden. Ook de spullen die hij onder de vloer had verstopt, lagen er nog. Daardoor hadden we in ieder geval droge bedden en kleren. We hebben geluk gehad, want ons huis en onze familie is ongedeerd uit de oorlog gekomen. Andere mensen waren alles kwijt. In de buurt waren alle houten schuurtjes verdwenen en veel eikenbomen gekapt. Plekken waar granaten lagen waren met linten afgezet. Overal lagen spoorbielzen waarmee de Duitsers tankversperringen hadden gemaakt. In een huis in de buurt waren die bielzen door de tanks helemaal de woonkamer ingedrukt. Omdat er geen glas te krijgen was, kregen we karton met gaatjes voor in de ramen. Ik herinner me ook dat we op zoek gingen naar onze vuilnisbak want de vuilnisbakken waren in de gevechten gebruikt en lagen overal verspreid. Aan de hand van het nummer kon je je eigen vuilnisbak terugvinden. Met mijn vader ging ik meteen op verkenning in de buurt. Bij de villa in Mariëndaal lag een niet-ontplofte V1-bom. Ik weet nog dat mijn vader daar in de buurt goede schoenen zag liggen, maar toen hij dichtbij kwam uitriep: “Potverdorie, er zit nog een voet in”! We zijn ook een keer naar Hartenstein geweest toen Urquhart daar net vertrokken was en de tanks er nog stonden. De meeste indruk maakte een wandeling met mijn vader en mijn opa’s in Mariëndaal op 12 augustus 1945; mijn vaders verjaardag. Het was een schitterende dag en er waren veel mensen met spelende kinderen. Vlak bij het spoorwegtunneltje stonden kisten met niet ontplofte munitie. Wat we niet wisten was dat die via een boobytrap verbonden waren met een veegwagentje van de gemeente een stukje verderop. Net als veel andere kinderen had ik al verschillende keren nietsvermoedend achter het stuur van dat veegwagentje zitten spelen. Nu ging die munitie door het spelen wel af. Er vielen zeven of acht doden. Van een vader met twee kinderen is niets meer teruggevonden, terwijl kinderen die in een kinderwagen zagen vrijwel niets mankeerden.

Bevrijding 1945 (Foto van vader)

Bevrijding 1945 (Foto van vader)

De herdenkingen na de oorlog Ik ben nooit naar de herdenkingen geweest en mijn ouders ook niet. We zijn wel op het Airbornekerkhof geweest, maar verder hadden we er geen behoefte aan. We waren vooral bezig ons leven weer op te bouwen. Van net na de oorlog herinner ik me wel het eerste bevrijdingsfeest op de Hoogkamp. We hadden een karretje versierd met een waslijn en de tekst: ‘En toch hangt de was aan de Sigfriedlinie’. Mijn vader heeft een foto van ons gemaakt. Ik had geen idee wat die tekst betekende. Ik herinner me alleen dat het voor jong en oud groot feest was op de Hoogkamp.
De oorlog en het leven daarna Ik ben er altijd dankbaar voor geweest dat we er met onze familie zo goed uit gekomen zijn. Ook was ik heel blij met alles wat we na de oorlog weer kregen. Daarom heb ik mijn kinderen ook altijd voorgehouden dat ze blij moesten zijn met wat er allemaal was, ook al konden zij zich niet voorstellen hoe het is om dat niet te hebben. We zijn met de kinderen naar musea, het Airbornekerkhof, de Grebbeberg en Westerbork geweest om ze te laten zien wat anderen gedaan hebben om ons te bevrijden. Verder realiseerde ik me altijd hoe bijzonder het was dat ik de kans had om te leren. Als ik nu jongeren uren op een hangplek zie doorbrengen, begrijp ik vaak niet waarom ze geen huiswerk gaan maken en een vak gaan leren.

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *