Het flesje voor de baby warmde we op in de zon

Ik was de jongste van 13 kinderen, geboren in 1934. In 1944 waren er nog 7 thuis + mijn vader en moeder. Naast ons woonde een zuster van mij met haar man en baby.
Op 17 september 1944 begon het schieten en kwamen er heel veel parachutes naar beneden.
Op 19 september toen we ontwaakten, stond de hele Haagdoornstraat vol met pantserwagens; volgeladen met doden van allerlei nationaliteiten. Mijn moeder hield me bij de voordeur weg. Wij zaten in een moeilijke positie, midden tussen pantserwagens, we konden geen kant op. Links de Nijmeegseweg over kon niet, rechtdoor naar Nijmegen, gezien de gevechten aldaar, kon ook niet, rechts op de Rijndijk aan het eind van onze straat hadden de Duitsers; afweergeschut en kazematten neergezet en de Rijnbrug over ging ook niet.

het lawaai van het afweergeschut was oorverdovend

Wij zaten met 40 personen gevangen en konden maar één ding doen, we liepen de Haagdoornstraat af, staken de Meinertwijkseweg over en zaten midden in het weiland, richting Elden.
De lucht was zwart van de parachutisten, het lawaai van het afweergeschut was oorverdovend. Wij hebben met 40 man, twee en een halve dag in het weiland gelegen. Er werd pap gemaakt voor de baby, het flesje werd in de zon in de greppel gelegd, om het enigszins warm te maken. Bram, werd door zijn hoed geschoten, hij werd heel kwaad, later zou hij ‘wraak’ nemen.
Wij bereikten Elden en overnachtten bij een boer op de deel. Wij waren gevlucht, konden niets meenemen.
Vanuit Elden gingen we naar Dieren, kinderen en vrouwen op de wagen, wij liepen erachter. Geslapen hebben we in een wasserij. Van Dieren langs het kanaal naar Apeldoorn. Onderweg hebben we 2 keer overnacht in een wasserij. Ik herinner me de naam van één wasserij: “De oude olifant”.
In Apeldoorn werden we door een evacuatiecomité niet erg hartelijk verwelkomd. Op diverse adressen bij particulieren werden we ondergebracht. Gezinnen konden niet bij elkaar blijven. Ik werd met mijn broer ondergebracht op de Trekweg. Op veel zolders bewaarden mensen vruchten, lagen appels te drogen. Als kinderen gingen we die pikken, we hadden honger. Dat begon die mensen zo te vervelen dat ‘het evacuatiecomité’ eraan te pas kwam. We moesten eruit en kregen een woning toegewezen: Trekweg 38. Mijn moeder met de 4 jongste kinderen werden daar gehuisvest. Mijn vader heeft de hele evacuatie periode, met zijn wagen getooid met een rode kruis vlag, evacués vervoerd van A naar B.

Sehr schöne Tabak, habt Ihr noch mehr

Mijn vader pruimde en die pakjes pruimtabak kocht hij voor 80 gulden per stuk. Mijn broer die boven mij kwam en ik, wij gingen die pruimen drogen en kochten in een winkel flesjes fermentatie. De gedroogde pruimpjes gingen we heel fijn snijden met een scheermesje, uitrafelen en drogen op de kachel. Dan een paar druppeltjes fermentatie erin en van krantenpapier vouwden we puntzakjes en deden daar een plukje van die tabak in. Aan de Duitsers verkochten we zo’n puntzakje tabak voor fl. 7,50. De Duitsers waren daarmee heel gelukkig, het was: “Sehr schöne Tabak, habt Ihr noch mehr”? Ja, we komen overmorgen terug en dan hebben we meer. Zo veel kon vader ook weer niet pruimen dus namen we gedroogde blaadjes die we dan ook weer fermenteerden en vulden zo de voorraad aan. Ook sprokkelden we val-hout uit ‘het Jodenbos’ om de kachel te stoken. We trokken de bossen hout met een touw naar de Trekweg en dat was een behoorlijk stuk lopen.

Stenen werden gebikt, van het puin werd specie gemaakt

Toen de oorlog afgelopen was, gingen we terug naar Arnhem, maar we kwamen niet verder dan het Apeldoornskanaal. De ophaalbrug was gebombardeerd en zo hebben we daar nog een paar maanden in een schuilkelder gebivakkeerd, die de huiseigenaar in de tuin gebouwd had.
Eindelijk met paard en wagen gingen we op weg naar Arnhem. Daar troffen we ons huis onbewoonbaar aan. Alles was kapot geschoten. Mijn vader en mijn broer waren bouwvakkers. Stenen werden gebikt, van het puin werd specie gemaakt en van de HARK kregen we een beetje huisraad.
Een deel van  Malburgen-West is gebouwd met het puin van Arnhem. Vooral de eerste flats waar ik in 1956 zelf in woonde met mijn vrouw en 2 kinderen.
Wij waren druk, ons leven weer opbouwen, dus veel werd er niet aan de oorlog gedacht. Ik heb in de avonduren veel cursussen gevolgd en een mooie carrière in het zakenleven opgebouwd.
Ik trouwde in 1954, kreeg 3 kinderen verhuisde naar Presikhaaf, naar een huis met tuin.
Na mijn pensionering in 1994 ben ik in het vluchtelingenwerk terecht gekomen.

Daar heb ik nog een lintje voor gekregen. Lid in de orde van Oranje Nassau

De Iraniërs en Irakezen die toen in Nederland asiel aanvroegen en later een verblijfsvergunning kregen, werden d.m.v. mijn grote netwerk in het zakenleven aan een baan geholpen.
Ik voerde ook gesprekken met de gemeente en de IND.
Zo zijn er 400 mensen aan werk geholpen.
Daar heb ik nog een lintje voor gekregen. “Lid in de orde van Oranje Nassau”.

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *