Een nacht van acht maanden
Zondag 17 september 1944: Het begon met gerommel van vliegtuigen, die hier het spoor bombardeerden in de weilanden. Ik was bij de buren, samen hebben we onder de trap gezeten, ik dorst niet terug naar huis. Later gingen we in de tuin kijken, we hoorden de vliegtuigen van de landing van de parachutisten in Wolfheze/Heelsum. In de loop van de middag kwamen de Engelsen door de straat. We dachten, we zijn bevrijd, de vlaggen hingen uit. ‘s Avonds werd duidelijk dat het niet klopte. Maandagavond kwam een Engelse militair zeggen dat we weg moesten. We moesten evacueren voor één nacht, maar het werden 8 maanden. We gingen naar een boerderij, die had een prachtige gewelfde kelder. We zaten met een man of 20 in die kelder, waaronder twee gewonde Engelse soldaten. We hebben twee keer een voltreffer op het kelderraam gehad, dan stond de kelder vol rook en rotzooi. Een aantal dagen werd flink gevochten vooral vanaf de Westerbouwing, waar de Duitsers zaten. Als je veel kabaal en schreeuwen hoorde dan wist je daar komen de Duitsers aan. De Engelsen waren stil, ze kwamen even bij ons in de kelder en hup daar gingen ze weer, er volop tegen aan.
Wat in Oosterbeek en Arnhem gebeurde was de straf van God, want wij waren zondaren
24 september werden we door Duitsers gesommeerd weg te gaan. De eigenaar van de boerderij heeft toen een paard en wagen ingespannen. Mijn moeder was slecht ter been die mocht bij hem op de bok zitten. Op de kar: de oude mevrouw Frederiks, mijn zieke oudste broer op een soort matrasje, hij had tyfus en ik. Zo gingen we de Westerbouwing op, over de Oude Oosterbeekseweg, langs het kerkje in Heelsum, over de Bennekomseweg naar boer van Eck. Na vier weken moesten we daar weg van de Duitsers. We kwamen terecht in Meu Lunteren aan de Postweg bij een boer en dat was niet zo goed.“Wat in Oosterbeek en Arnhem gebeurde was de straf van God, want wij waren zondaren.” Art. 31* mensen waren dat. Na een aantal weken waren mijn ouders het spekzat. Uiteindelijk zijn we toen in Vleuten beland tot het einde van de oorlog. In mei 1945 zijn we met een auto naar Oosterbeek gebracht. Ik zal ik nooit vergeten, wat die man zei: “Jullie gaan mee terug, want hier kun je niet wonen”. Geen raam zat er in, alles was kapot, onvoorstelbaar.
*Art. 31 = Gereformeerd Artikel 31 Protestants kerkgenootschap ontstaan in 1944.
Huis Kees Boxma in de oorlog | Tekening gekregen van een soldaat |
Naar school ging ik niet
Toen jullie terug kwamen ging je toen direct weer naar school?
Nee, we gingen 2 dagen per week, er was geen ruimte, alles was kapot, dat heeft ongeveer een jaar geduurd, toen kwam het normale ritme terug. De eerste klas heb ik gemist. Op de Paasbergschool heb ik 2 à 3 jaar gezeten, maar het ging helemaal niet, omdat ik de ondergrond miste. En al die oorlogservaringen, die hebben bij mij erg meegespeeld.
De schoolarts vond het beter dat ik naar een kleinere school ging, ik zat in vrij grote klassen. Toen ben ik in Heveadorp naar de ” Seelbeeckschool” van meester van Ginkel gegaan. Tot mijn dertiende jaar, daarna nog twee jaar VGLO. Toen zag mijn Oma een baan als telegrambesteller bij de PTT. Ik heb gesolliciteerd en ben daar aangenomen. Ik heb 40 jaar bij de PTT gedraaid.
Wat ik heel belangrijk vind is dat het ook herdacht blijft worden
Ja, die oorlog dat heeft nog gevolgen, erg moeilijke woorden kan ik verrekt moeilijk uit komen, hoe moet ik dat precies spellen? Ik wil dat niet altijd uitleggen, maar ik mis de eerste schooljaren. Meerdere chefs raadde mij aan een cursus voor hoofdbesteller te doen, maar als je verslagen moet schrijven en je maakt taalfouten? Ook nog eens je maten bestraffen of zo . Toen heb ik een opleiding tot expediteur gedaan.
Wat ik heel belangrijk vind is dat het ook herdacht blijft worden. De allerlaatste zullen onderhand wel komen, maar we moeten de oorlog blijven herdenken, absoluut. Vroeger met verjaardagen van mijn ouders zeiden wij als kinderen altijd: “Het is nu een uur of negen, het eerste borreltje komt binnen, we gaan evacueren hi, hi”. Dan hoorde je allerlei verhalen. Jarenlang met de Airborne herdenking als ik dan Duits hoorde, dan kreeg ik gewoon koude rillingen, dat geschreeuw van die verrekte lui, als ze bij die kelder kwamen, dat hoor ik bij wijze van spreken nog.
Maar doordat ik op de camping na 1994 Duitse mensen leerde kennen, waar ik mee bevriend raakte, werd het in de loop der jaren minder. Toen hoorde je hun verhalen, die vrouw is nu 86, als je hoort hoe die geleden heeft met haar ouders, dan valt het hier nog mee. Eén was een echte MOF. Die andere drie wilden niks met de Nazi’s te maken hebben. Wij hebben negen maanden ellende gehad, maar zij hebben er vier jaar mee zitten klungelen. Nu kan ik het van hun kant ook bekijken, nu ik 74 jaar ben. Maar ik vind het al moeilijk als ik Duitsers voorbij zie komen met de Airborne. Ik zal niet protesteren, maar Duitsers bij de herdenking vind ik krankjorum.
KWAJONGENS of OORLOGSLACHTOFFERS ?
Die zoon van die evacuatie boer van Art. 31 was zijn kin en zijn kaak kwijt.
Toen we terug kwamen mochten we de tuin niet in, er lag nog veel oorlogstuig. Op een zondag zijn een jongen van Ter Horst en een jongen van Wintering verongelukt. Die kende ik ja. Die gingen het paadje naar het zwembad in tegenover Garage Wout Klaassen en dan zo de wei in. Daar stond een hele grote wilg, daar waren ze ingeklommen, ze pakten mekaar bij de hand en ze sprongen uit de boom. Het was gebeurd, ze springen op een mijn. Peik Ter Horst was op slag dood en die jongen van Wintering heeft nog een paar uur geleefd. Maar Peik daar hebben ze de stukjes en beetjes bij elkaar moeten rapen, dat hebben Jan Ter Horst en zijn vrouw gedaan die liepen met een veilingkistje.
Mijn broer Uco is ook op een mijn gelopen. Dat wil zeggen ze waren met z’n vijven. Jas de Haan, Wout Klaassen, Uco Boxma, Wim Wils en Jan van de Kieft. Jan van de Kieft was de zoon van de evacuatieboer die van Art. 31*, die kwam eens kijken waar nou eigenlijk die zondaren uit Arnhem en Oosterbeek woonden. Die jongens wisten dat er in de wei een éénmansgat was, ze dachten dat daar een gesneuvelde Engelse soldaat in lag. Het verhaal ging dat er een Engelse mevrouw was die voor het lijk van haar zoon een geldbedrag beschikbaar stelde, omdat ze persé wilde dat het lichaam van haar zoon naar Engeland ging. Dat lijk is nooit gevonden. Het kan makkelijk zijn dat het als onbekende soldaat op het Engelse kerkhof ligt. Nu de jongens steken de weg over, de eerste is met zijn kont onder het prikkeldraad door, dat was Jas de Haan en Wim Wils die staat erachter stapt op een mijn, die is zijn been kwijt. Jas de Haan was van achteren net een gehakte biefstuk allemaal wondjes. Jan ter Burg had iets met zijn hand. Uco had een scherf in zijn elleboog en één in zijn oorlelletje. Die zoon van die evacuatie boer van Art. 31 was zijn kin en zijn kaak kwijt. Ze zijn door Canadese militairen naar het ziekenhuis gebracht, die waren hier om te helpen. Die deden ook nog iets toen die *film hier gemaakt is. Er was nog veel vernield.
Jas de Haan klom op een Sherman tank, hij kreeg dat kreng aan de gang en sjouwde de Weverstraat op en reed in dat huis waar Jongkind woonde. Toen wou hij er wel uit, dat was me nog al wat, tsjonge schei uit.
Die jeep op de foto stond voor de oude Kerk aan de Benedendorpseweg. Ik ging er in zitten, ik deed ook de motorklep open, die viel weer naar beneden, mijn vinger ertussen. De bovenkant van mijn vinger is gebroken geweest en had recht gezet moeten worden. Mijn vader zei: je had er niet met je klauwen aan moeten zitten. Je weet wel hoe de mensen toen waren en het bloedde ook niet zo erg. Je moest toen hard zijn, andere tijd.
( *note: Film: Theirs is the glory).
(* note: *Art. 31 = Gereformeerd Artikel 31 Protestants kerkgenootschap ontstaan in 1944.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?