Onvermoeibaar

Hoewel de binnenstad van Arnhem een eindje van de Molenbeekstraat nummer 4 verwijderd was en de strijd op die zondag de zeventiende september zich daar voornamelijk afspeelde, kreeg ook de speelomgeving van de toen dertienjarige Thea het nodige te verduren. Bommen op Klarendal, de Hoflaan en omgeving Prumelaan, lieten aan akoestische deelname aan de strijd niets te raden over. Met vader, moeder, haar jongste broertje Wimmie, plus nog eens twee nichtjes, zat zij onder de trap het eind van de bombardementen af te wachten. Pas daarna kon de schuilkelder in de tuin worden opgezocht.
Nadat het wat rustiger was geworden, werd de straat buiten verkend en zag Thea de ravage die de luchtdruk van de bommen had teweeg gebracht. De straat was bezaaid met glas, puin en splinters.

De straat was bezaaid met glas, puin en splinters

Alles moest worden weggeveegd door de buren die meteen waren begonnen de ramen met hout en karton dicht te spijkeren.
“Toen er weer luchtalarm was, zijn we de schuilkelder, maar nu in de tuin, in gegaan tot het in de lucht weer rustig was geworden”, vertelt Thea.
Vader Bouhuijs was weggeroepen door het Rode Kruis en bleef lange tijd weg. Zijn verhalen na terugkomst waren niet bemoedigend. Het zag er niet goed uit in de stad. Hij had veel gewonden moeten verzorgen en/of moeten transporteren naar het ziekenhuis.
Inmiddels waren ook enkele mensen bij ons binnen gekomen, die gevlucht waren uit de omgeving van de Hoflaan. Hun huis was zwaar getroffen en de vrouw had een scherfje in haar borst gekregen. Zij was hevig ontdaan en had medische hulp nodig.
Als dertienjarige, zoals alle dertienjarigen, was Thea natuurlijk een nieuwsgierig kind en de eerste de beste kans die zij kreeg, ging zij op onderzoek uit in de omgeving. De Hoflaan was zwaar getroffen. De huizen en winkels van vriendjes uit de buurt waren platgebombardeerd. Thea kan de namen nog noemen van de winkels die zich daar bevonden.

Andere kinderen hadden meer geluk. De dertienjarige Thea Bouhuijs woonde net ten zuiden van de Menno van Coehoornkazerne in de Molenbeekstraat, waar haar ouders Willem en Dora een stomerij en stoffenververij hadden. Thea’s eerste reactie op de aanstaande luchtaanval was geen angst maar puberale opwinding en verwondering toen de zogenoemde ‘window’ begon te vallen, dunne reepjes zilverpapier die door de geallieerden werden uitgeworpen om de Duitse radar te blokkeren. Thea stond op de hoek van de Velperweg en de Hoflaan en rende op en neer om de vreemde, glimmende papiertjes te verzamelen. “Het was een ochtend met een prachtige, helderblauwe lucht en wij, kinderen, zagen plotseling allemaal zilveren dingen uit de lucht vallen. We hadden het nooit eerder gezien, en vanwege de oorlog hadden we ook nog nooit zilverpapier gezien. We probeerden het allemaal op te rapen, zonder te weten wat het was. Het mooie zilverpapier kwam zomaar uit de lucht vallen. Er waren brede, lange en smalle stroken bij, allemaal verschillende lengtes waarvan je iets kon maken. Dat is een heel bijzondere herinnering voor mij. We stonden op de Velperweg, waar de bommen zouden gaan vallen. Plotseling klonk het luchtalarm en we renden zo snel mogelijk naar huis. We waren nog maar net binnen toen de eerste bommen vielen. Mijn moeder ging met de kinderen in de schuilkelder achter in onze tuin zitten. Mijn vader vertrok om de slachtoffers te verzorgen”.

Fragment uit: De verschrikking van de nacht van: Tony Sheldon

De Molenbeekstraat bevond zich op enige afstand van de binnenstad, maar dat het er daar heet aan toeging was goed te horen. De oorlog was wel heel erg dichtbij gekomen.

De oorlog was wel heel erg dichtbij gekomen

Er werd niet meer gebombardeerd, maar de Engelse vliegtuigen boven de stad gaven wel aan dat de strijd nog lang niet was gestreden. Genoeg redenen om voorzichtig te zijn op de grote wegen waar zich ook Duitse soldaten bevonden en dus doelwit voor de Engelse jagers waren.
Thea heeft op dertienjarige leeftijd met een potlood een dagboekje bijgehouden dat nu voorzichtig, in een plastic hoesje beschermd, een plek heeft gevonden tussen alle Airborne herinneringen in. En dat zijn er vele.

Vluchten
Zo staat er onder andere in dat er op zondag de vierentwintigste september geruchten waren dat ze moesten evacueren. ’s Middags werd inderdaad een gehuurde handwagen opgeladen en met opoe en opa er bovenop werd de tocht naar Velp ondernomen waar een oom van Thea een pension had gevonden dat, in ieder geval voorlopig, onderdak kon bieden.
Gebrek aan voedsel was natuurlijk een probleem waar de vele vluchtelingen, die naar Velp waren gegaan, mee te maken kregen. Thea vertelt van de slimme manier om toch wat extra’s te krijgen voor de grote familie die samenwoonde in het pension: In de rij staan voor brood en je daarna vermommen en opnieuw in de rij gaan staan. Je houdt dat natuurlijk niet lang vol, maar een aantal keren is het toch gelukt.
Thea vertelt van een Engels vliegtuig, zij noemt het ‘een Tommy’, dat in de Kerkallee op een huis is gestort en dat daardoor volledig was uitgebrand.
Het verblijf in Velp is, in Thea ’s geheugen, er één geweest van dagen die voorbijgaan.
Kinderen spelen, onder welke omstandigheid ook, altijd wel hun spelletjes. De zorgen zijn zoals het hoort bij de ouders en die waren er dan natuurlijk ook.
Er kwam een moment dat ook uit Velp geëvacueerd moest worden. De gemeente kon de grote hoeveelheid vluchtelingen niet meer aan en dat was vermoedelijk ook de reden.

Molenbeekstraat 4 te Arnhem

Molenbeekstraat 4 te Arnhem

Op een regenachtige dag, dinsdagmorgen 3 oktober 1944: Aankleden!
Warme kleding werd aan gedaan en de handwagen werd opgeladen. Thea praat over twee wagens, een handwagen en een bakfiets die door Thea’s moeder en zijzelf werd gereden. Het was moeizaam duwen met die zware wagens tegen de berg op schrijft zij en dan ook nog met de grootouders er bovenop, die onder het zeil zaten in verband met de regen.
Een troosteloze stoet mag je wel zeggen. Een van de heel veel op dat moment.
Via de Emmastraat en de Rozendaalselaan naar de Schelmseweg, dan linksaf naar de Amsterdamseweg waar zij zag dat het restaurant de Leeren Doedel geheel was uitgebrand.
Bij ‘Planken Wambuis’ werden de op de weg lopende evacuees door het Rode Kruis voorzien van koffie (of wat daar voor door moest gaan). Daarna ging het over de met oorlogsmaterieel bezaaide Ginkelse Hei.

Nassaulaan 22 te Ede; evacuatieadres familie Bouhuijs

Nassaulaan 22 te Ede; evacuatieadres familie Bouhuijs

Waarheen?  Naar Ede. Een garnizoensstad met veel kazernes, die de aandacht van de Engelse vliegtuigen natuurlijk nadrukkelijk vroegen. Veel bombardementen dus.
Er woonde familie in Ede en een doodvermoeide familie Bouhuijs kwam na veel zoeken aan in de Nassaulaan nummer 22. Het huis had, zagen ze bij hun aankomst, veel schade opgelopen door een paar bommen die in de buurt waren gevallen. Maar het was nog bewoonbaar.

Geëvacueerd
Oom Bertus en tante Jo haalden het armzalig verregende groepje mensen gastvrij binnen en maakten de kachel aan om ze wat op te warmen na die vermoeiende tocht.
Het lukte niet om allen onderdak te geven, maar bij kennissen kon nog ruimte worden gevonden.
Achttien man onder één dak!

Achttien man onder één dak

Een lintje voor Oom Bertus en tante Jo!
Hoewel karig was er toch elke dag wel iets te eten voor achttien man. Thea schrijft ergens dat zij zich tegoed heeft gedaan aan erwten, aardappelen en vlees.
Waar dat vandaan kwam weet ze niet.
Dat vraag je je als kind niet af, maar de ouderen zullen zeker ‘op pad ‘ zijn geweest om voor zo ’n groot gezin het noodzakelijke aan levensmiddelen binnen te halen.
Met brandhout was het een ander verhaal.
Veel bomen hebben in die tijd, clandestien, het loodje gelegd. Thea en haar vader hebben samen behoorlijk wat hout moeten zagen om het huis warm te houden en om vuur te hebben voor het fornuis, want er moest tenslotte ook gekookt kunnen worden.
Een carbidlamp zorgde ’s avonds voor de nodige verlichting.

Een carbidlamp zorgde ’s avonds voor de nodige verlichting

Distributie stamkaart van Thea Bouhuijs

Distributie stamkaart van Thea Bouhuijs

Thea was een nieuwsgierig kind dat graag het naadje van de kous wil weten.
Veel herinneringen borrelen naar boven tijdens ons gesprek waarbij haar familie uitgebreid wordt toegelicht.
Ooms, tantes, neefje, nichtjes, heel veel passeert de revue.
Hun belevenissen gedurende de oorlogsjaren, waarvan Thea ook deel uit maakte, worden uitvoerig in haar dagboekje beschreven.
Een dagboekje dat te zijner tijd zeker zijn weg naar het Airborne Museum zal weten te vinden.
Een opmerkelijk feit is, dat reeds voor de oorlog distributie stamkaarten werden uitgegeven aan de bevolking.
Thea toonde de, op haar naam (zij was acht jaar op dat moment) staande, kaart die in de septemberdagen van 1939 is uitgegeven.
Als informatiebron heeft het Airborne Museum in Oosterbeek het volgende gegeven boven water gekregen.

Citaat:
Volgens schrijver Lou de Jong werden in de lente van 1939 de voorbereidingen getroffen voor het invoeren van een systeem van distributie. Het begon met op grote schaal uitgeven van de distributie stamkaart.

N.B.
In 1937 werd al een Rijksbureau, ter voorbereiding van de voedselvoorziening in oorlogstijd, opgericht.
Maar ook de crisisjaren van toen zullen van invloed zijn geweest op de noodzaak tot rantsoenering van levensmiddelen.
Er is veel om over na te praten. Vroeger, de zonnige vooroorlogse jaren en een zorgzame vader die zijn bedrijf Stomerij en Ververij ‘Rammelweide’ met succes op de Steenstraat exploiteerde.
De Padvinderij, waar Thea een verwoed liefhebster van was en waar zij het tot Akela schopte, heeft altijd haar liefde gehad.
Zeker de naoorlogse jaren waren vol van opbouwdrift.

Thea Bouhuijs in 1935. Vader kijkt toe.

Thea Bouhuijs in 1935. Vader kijkt toe.

Trauma’s heeft Thea er niet aan overgehouden. Een beschermde jeugd zal daar zeker aan hebben bijgedragen. Vader, moeder en broer Wimmie hebben het overleefd en een nieuwe toekomst gloorde.
Thea ging naar de MMS op de Apeldoornseweg en kwam in het onderwijs terecht.
Ongeschonden de oorlog doorgekomen?
Wij wel zegt Thea, maar een broer van mijn moeder is overleden toen hij zijn evacuatie adres in Beekbergen had gevonden. Hij woonde in Arnhem Zuid toen ‘het gedonder’ begon. Hij vluchtte eerst naar Huissen en is daarna met een kruiwagen volgeladen, over de inmiddels vrijgegeven Rijnbrug, met zijn vrouw naar Beekbergen gelopen. Een zware tocht.
Bij aankomst is hij aan een hartaanval overleden. Negenenveertig is hij geworden.
Je mag dat best dramatisch noemen om indirect slachtoffer te worden van de oorlog.
Thea, vierentachtig nu, kijkt terug op een woelige tijd waarvan zij voor het Airborne Museum te Oosterbeek veelvuldig verslag doet aan jeugdigen om de herinnering levend te houden. Het is bijna een dagtaak geworden.
Thuis stil zitten?
Dat is niks voor Thea Bouhuijs!

 

 

                            

 

 

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *