Het Arnhemse gezin Onnekink ondervond al in 1940 de nare gevolgen van oorlog aan den lijve
In mei 1940 was ik bijna 4 jaar oud, ons gezin woonde met vader, moeder en drie kinderen in het “Gouverneurshuisje” in park Zijpendaal in Arnhem.
Mijn vader, rechercheur bij de Arnhemse politie, sloot zich al snel aan bij “Oranjewacht”.
In december 1940 werden de meeste leden door de SD gearresteerd.
17 december 1940: Mijn vader en Piet Hoefsloot waren in het bos wapens aan het begraven, plotseling zagen ze een overvalwagen naar ons huis rijden. Mijn vader ontkwam, vluchtte en kwam na veel omzwervingen in Engeland terecht. Piet Hoefsloot is later gepakt en gefusilleerd.
Als represaille op mijn vaders vlucht, werden wij gearresteerd
Een paar mannen van de Grüne Polizei vroegen mijn moeder: ”Ist Herr Onnekink zu Hause?”
Nee, ze wist ook niet waar hij was. Ze bleven een paar dagen in ons huis, ze sliepen om beurten in de fauteuils.
Drie maanden na zijn vlucht werd mijn jongste zusje geboren, nu moest mijn moeder in haar eentje voor vier kleintjes zorgen.
Als represaille op mijn vaders vlucht, werden ons gezin en mijn grootouders (van vaders kant) in augustus 1943 door de SD gearresteerd en als gijzelaars naar kamp Vught getransporteerd. De SD ging er van uit, dat als mijn vader te weten kwam dat zijn gezin gevangen was gezet, hij zich vrijwillig zou aangeven. Helaas voor de SD, maar hij was al in Engeland.
We hebben ruim vier maanden in kamp Vught gezeten. Ik heb daar verschrikkelijke dingen gezien.
Vlak voor de Kerst werden we door Rauter persoonlijk in vrijheid gesteld. Omdat ons huisje werd bewoond door officieren van de Wehrmacht werden wij liefderijk opgenomen door de ouders van mijn moeder in Oosterbeek. Zo woonden we aan de Parallelweg in Oosterbeek, langs de spoorlijn. Ik ging weer naar school en als kind merkte ik toen weinig van de oorlog tot 17 september 1944.
Netjes “aangedopt” voor de kerk zaten we aan het ontbijt; Opa, oma, oom Dof, oom Bep, mam en wij vieren. We liepen de Lebretweg af, de Utrechtseweg over, bovenaan de Weverstraat was de kerk. We liepen terug in het zonnetje.
17, 18, 19 september 1944
de dochter van de buren stapte lijkwit en helemaal ontdaan de achterdeur binnen
We zaten met de hele familie in de achtertuin, genietend van het mooie weer, koffie te drinken.
Plotseling kwam een vliegtuig laag over ons huis. Het motorgeraas ben ik nooit vergeten. We holden naar de straatkant en zagen richting Wolfheze honderden gekleurde stippen, parachutes en daarboven grote zwermen vliegtuigen. Al die kleuren; rood, zwart, geel en groen. Opa zei: dat we gauw naar binnen moesten. Ik zat naast opa op de bank. Mijn zusje Emmie begon te huilen. Mijn grootvader liep naar haar toe, toen vloog er een kogel dwars door ons huis. Van de overkant van de spoorlijn schoten Duitsers gericht op onze huizen.
Toos Meeuwisen, de dochter van de buren stapte lijkwit en helemaal ontdaan de achterdeur binnen.
Haar broer Keesje, mijn vriendje was doodgeschoten. De buren hadden in de erker naar de luchtlandingen staan kijken, ze werden ook beschoten en Kees stierf in de armen van zijn moeder.
Oom Bep holde met een wit laken naar de buren. Kees gewikkeld in dat laken is door de buurman en oom Bep in de achtertuin begraven. Die nacht sliepen we op matrassen in de kelder, ik begreep maar al te goed, dit was oorlog.
De volgende morgen zijn we gevlucht richting Oosterbeek-Laag. Onder aan de Lebretweg lag een soldaat met een Brengun. Het volgende is me altijd bij gebleven; Oom Dof gaf de soldaat een hand en heette hem welkom, in het Engels.
We bleven de nacht van maandag op dinsdag bij oom Henk, zijn vrouw en vier kinderen. Bij gebrek aan een kelder lagen we in de woonkamer op de grond. Van slapen kwam niet veel door het geknetter van vuurwapens en granaten. Mijn ooms zeiden: “O, die schieten die Moffen hier helemaal in elkaar, morgen komt de hoofdmacht en zijn we vrij”. De volgende dag weer verder, een huis met een kelder zou veiliger zijn. We liepen langs; brandende huizen, gedode burgers, op de hoek Weverstraat en de Dam zag ik drie gesneuvelde Britse soldaten met een gaatje midden op hun helm, waar wat bloed uitsijpelde. Ik kwam tot de conclusie dat ze gebukt hadden geslopen en dat de sluipschutter heel snel eerst de achterste, toen de middelste en tenslotte de voorste heeft doodgeschoten. Heel bijzonder dat ik mij die gedachten nog kan herinneren. We liepen linksaf een pleintje op, we gingen een groot huis binnen en brachten de nacht door in de kelder.
ik stond ineens oog in oog met wel tien para’s, hun tommyguns op mij gericht
De volgende morgen, Oom Bep ging boven kijken, want we hoorden soldaten de trappen op en af hollen. Het lawaai kwam van de vallende, brandende dakbalken; het huis stond in brand!
In de deuropening stond ik ineens oog in oog met wel tien para’s, hun tommyguns op mij gericht, een wonder, ze schoten niet! Vlak bij hen stonden twee kleine auto’s met draaiende motoren. Het typische geluid van de “jeep”, is voor mij altijd het symbool van onze bevrijding gebleven. Een jaar na de oorlog kreeg ik van mijn vader een speelgoedjeepje cadeau. Ik heb het nog.
Wij liepen het plein af en links de Weverstraat in. Vlak om de hoek stond een nog ongeschonden huis met rieten dak. ‘Daar moeten we niet in’, zei oom Bep, ‘te brandgevaarlijk’. We gingen naar binnen in één van de laatste huizen. Er was een grote kelder met planken vol weckpotten, een enorme voedselvoorraad. Matrassen werden naar de kelder gesleept. Het oorlogsgeweld dreunde met hels kabaal om ons heen.
Opa maande ons zo weinig mogelijk te eten van de voorraden, want als die bewoners terugkwamen, moesten zij ook eten. Vreemd eigenlijk dat zulke details je zo goed bijblijven. Zes dagen en nachten zijn wij de kelder niet uitgeweest. De smaak van de koude erwten, paardenbonen en kapucijners uit de weck is me altijd bijgebleven. Als we nu groenten uit blik eten, neem ik er een hap van, koud.
Zes dagen en nachten zijn we niet uit die kelder geweest
Zo nu en dan kregen wij bezoek. Dan kwam er een Britse militair de kelder in, om even uit te rusten. Mijn ooms kregen sigaretten en wij een stukje chocolade. Tjonge, wat smaakte dat lekker, rustig en beheerst zaten ze met ons te praten. Alsof ze gewoon even op visite waren en niet met gruwelijke gevechten bezig waren. Langzaamaan leerde ik de geluiden herkennen. Geweren waren Duits en machinegeweren Engels. Op de achtergrond hoorden we het typische geluid van rupsbanden van de Duitse tanks. En niet te vergeten het geknetter en geloei van vlammen van brandende huizen. In de nacht als de plaatselijke gevechten wat luwden, kon je heel duidelijk het kanongebulder bij Nijmegen horen. Wat mij nog helder bijgebleven is, is dat Tante Dré telkens zei dat we moesten bewegen. ‘Want als je te lang in een houding zit’, beweerde zij, ‘heb je kans dat je voet of been gaat slapen. En als we dan onverhoopt moeten vluchten kun je niet goed lopen’.
Jedermann werd heraus-geforderd ‘raus zu kommen !!
In de nacht van 25 op 26 september werden de gevechten minder hevig. Vroeg in de morgen was het bijna stil. Daarom vonden opa en oom Bep de moed om de kelder uit te komen en de tuin in te gaan. Ik mocht mee naar buiten. Heel vaag hoorden wij zingen, het kwam uit de richting van het kerkje.
Abide with me; fast falls the eventide;
the darkness deepens; Lord, with me abide.
When other helpers fail and comforts flee
Help of the helpless, o abide with me.
Na een tijdje te hebben geluisterd zijn wij de kelder maar weer ingegaan, in afwachting van wat er zou gaan gebeuren.
Het kerkje schuin achter het huis was zwaar gehavend
Enkele uren later werden we opgeschrikt door rauwe commando’s . Op straat liepen Duitse soldaten vreselijk te schreeuwen en dreven alle mensen uit hun huizen. ‘Jedermann werd heraus-geforderd ‘raus zu kommen !! ‘Wat een verschil tussen die rustige en beheerste Britten. Diep teleurgesteld kwamen we het huis uit. Stom verbaasd keek ik om mij heen. Wat een ravage. Het huis met het strooien dak, was inderdaad tot de grond toe afgebrand.
Het kerkje schuin achter het huis was zwaar gehavend. Vele huizen stonden nog in brand of waren totaal verwoest. We moesten over afgerukte boomtakken, puin, rondslingerende wapens en granaten heenstappen en om granaattrechters heenlopen. Overal stonden brandende en uitgebrande auto’s en tanks. Overal lagen de zwaar verminkte lichamen van dode militairen, Britten zowel als Duitse. In een steeds groter wordende stroom burgers liepen we de Weverstraat op, de Van Eeghenweg,via het Jagerspad en de Paasberg naar de Pietersbergseweg. We staken bij de resten van hotel Schoonoord de Utrechtseweg over.
Midden op de Stationsweg zag ik een dode man liggen. Hij lag op zijn rug keurig aangekleed in een driedelig donker pak, met een gouden horlogeketting op zijn buik. Zijn beide armen en benen lagen enkele decimeters van hem verwijderd. Een bizar gezicht, dat ik nooit ben vergeten.
Vlak na de brug over de spoorlijn zag ik links, in het weiland, dode koeien liggen, op hun rug met de poten omhoog en opgezwollen buiken. Aan de rechterkant van de weg lagen, vlak onder de heg, enkele gesneuvelde Britse militairen. Onze tocht tot over de brug bij het station kan ik me nog haarscherp herinneren, maar vreemd genoeg is de rest van de tocht bijna geheel uit mijn geheugen verdwenen. Ik weet nog wel, dat we ergens in een dorpsschool in Otterlo werden ondergebracht voor de nacht.
Evacuatie
Ons gezin werd ondergebracht bij een heel vriendelijk boerengezin in het dorpje De Valk. Omdat men geen slaapruimte had voor zoveel mensen, ons gezin bestaande uit vijf personen en mijn beide grootouders, kregen we een plekje in de paardenstal. De overheidsinstanties vonden dat, in verband met de naderende winter, geen goed plan. Wij zijn daarop doorgetrokken naar het westen, naar Delft waar we bij familie terecht konden. Door de hongersnood gedwongen trokken we in december 1944 door naar Scheemda, een dorpje ten oosten van de stad Groningen. Daar hebben we de rest van de oorlog gewoond bij een tante van mijn moeder.
Bevrijding en terugkeer
In April 1945 werden wij door de Canadezen bevrijd. Veel strijd is er niet geleverd. Dagen tevoren zagen we steeds jachtvliegtuigen, die schoten op alles wat bewoog. Voor ons, kinderen was dat geweldig. Als de vliegtuigen weg waren gingen we in linie over de velden om hulzen te verzamelen. Het hele dorp stond op zijn kop. Ik weet nog dat ik uren aan de kant van de weg heb staan kijken naar al het materieel dat voorbijkwam.
Op een dag stopte er een luxe wagen voor de deur met op de zijkant een grote, witte ster gevat in een cirkel. Daar stapte een militair uit. Het bleek mijn vader te zijn. Via zijn connecties in de illegaliteit had hij ons weten op te sporen. Zo werd het gezin weer herenigd. Enkele dagen daarna reisden we met een dichte bestelbus terug naar Arnhem. Twee weken hebben we gelogeerd bij vrienden van mijn ouders in Schaarsbergen. In die tijd hebben mijn ouders ons huis opgeknapt,want het was letterlijk uitgewoond door de Canadezen.
Na bijna twee jaar zwerven waren we weer thuis.!!
Welke invloed heeft de oorlog voor de rest van uw leven gehad?
Ik was rond de vijfenvijftig, toen ik werd ontslagen bij Philips, want het onderdeel waar ik werkte ging failliet. Ik raakte in de stress voor een jaar of drie.
De psychiater zei tegen mij: “Dat zijn de onverwerkte trauma’s van de oorlog, die komen nu weer boven. Als je weer een “life stress event” doormaakt, kunnen er, alsof je aan een touwtje trekt, allerlei oude onverwerkte trauma’s boven komen.
Dit is eigenlijk een boodschap: al die kinderen die nu in een oorlog verwikkeld zijn, lopen het risico om over 40 jaar met trauma’s rond te lopen.
Wat bijzonder om dit te lezen. Keesje Meeuwsen, het jongetje dat werd geraakt door een kogel, was mijn oom. Ik kende het verhaal, ook dat de buurman te hulp kwam.
Geachte familie,
Wim Smolders, mijn overleden schoonvader, heeft vader Onnekink geholpen bij zijn onderduik in 1940. Dat vond plaats in de omgeving van Nijmegen, voordat uw vader naar Engeland uitweek