Ik had een fototoestel in mijn hoofd

Bep Te Dorsthorst (Arnhem, 1940) is als evacué uitstekend terechtgekomen, bij een boerenvrouw in Hamersveld.
Maar de weg erheen was een verschrikking.
Een brandbom vernielde de ouderlijke woning, annex melkwinkel, aan de Arnhemse Nieuwstraat.
Er volgde een angstige tocht.
Ze was nog maar vierenhalf jaar, maar herinnert zich nog veel en levendig. “Ik had een fototoestel in mijn hoofd”.
Zondag 17 september 1944 keert Bep, gewaarschuwd, terug naar huis van de mis in de Walburgiskerk.
Onderweg ziet ze ‘poppetjes’ in de lucht: Parachutisten.
Na vier dagen schuilen in de kelder verwoest een brandbom het huis. Met haar ouders en twee jongere zusjes strijkt belandt Bep bij grootouders in de Tweede Spijkerdwarsstraat. Voor even.
Met opa en oma erbij begint een lange, angstige tocht, met de ponykar van de melkwinkel.
Moeder is zwanger van haar broertje.
Laag overvliegende oorlogsvliegtuigen beschoten de mensen.
“Ik zag blauwe vlammetjes”.
Nog lang na de oorlog roept het geluid van een vliegtuig angst op bij Bep.
Via een wasserij in Loenen gaat het verder naar Hamersveld.
Bep’s vader, een boerenzoon, kwam uit die buurt.
Op 5 december arriveert het gezin er bij ‘Moeder van Daatselaar’, een weduwe met zeven thuiswonende kinderen.
Daar, in boerderij De Mossel, was het leven goed.
Terug in Arnhem riep ik: “Ik wil terug”.
In september 1945 betrekt het gezin, verrijkt met broertje Gerard, een gehavend ‘nieuw’ huis in de Hugo de Groostraat.
Bep, inmiddels aan één kant helemaal doof, moet weer naar school. Ze is veel ziek.
“Mijn jeugd was niet vervelend, maar ik ben op school wel gepest en uitgescholden voor dove”.
Bep gaf de pestkoppen van katoen. “Ik was niet bang”.
Ze leert voor kapster en werkt zeven jaar in een kapsalon in de binnenstad.
Ze ontmoet er mensen van het verzet en Joodse overlevenden, naar wie ze veel luistert.
Ze trouwt op haar 22ste.
In 1963 en 1965 worden haar zoons geboren.
De beschietingen laten hun sporen na: Angst en eenzijdig gehoorverlies.
Maar ook zegt ze rijker en wijzer uit de oorlog te zijn gekomen.
“Ik ben minder gehecht aan spullen en meer aan het leven”.
En ze heeft geleerd niet snel te oordelen over anderen.
Duitse soldaten zag ze niet als dreiging of slecht.
“Mijn ouders hadden wel de pest aan NSB-ers die anderen aanbrachten, zoals Joodse en verzetsmensen; afschuwelijk”.
Bep kreeg na de oorlog nog zware klappen te verwerken, zoals een ernstig auto-ongeluk en het recente verlies (februari 2014) van haar 50-jarige oudste zoon.
Maar ze is nog zeer levenslustig, gesterkt ook door haar geloof.

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *