Gewoon een kwartje per kilo
Ik was 10 jaar toen de oorlog begon. Dat vond ik leuk, spannend en bang was ik niet. Ik vond alles wat er gebeurde alleen maar geweldig. Ik woonde op Heyenoord en vanaf ons balkon kon je ver zien. Ik ging in Lombok naar de lagere school. Op een dag moesten alle leerlingen op bevel van de Duitsers vegen op de Utrechtseweg. Er waren namelijk spijkers en krammen op de weg gegooid en de Duitse voertuigen konden er niet langs. Ik had geen zin om te vegen en samen met een vriendje zijn we toen weggelopen. Ik ben nooit meer terug gegaan naar school. ’s Morgens vroeg verdween ik uit huis en ik kwam na schooltijd terug. We hebben veel gezien, we liepen immers de hele dag buiten; we zagen een gewonde Duitser en een dode Engelsman liggen met een fles drank die ze samen hadden opgedronken om zo samen dood te gaan, darmen eruit, veel bloed en zo. Verder heb ik een Duitser helpen begraven met een paar buren. Ik heb mij lang afgevraagd of hij uiteindelijk nog gevonden was. Later heb ik inderdaad gehoord dat hij gevonden is en herbegraven.
heel lang heeft mijn zus verteld dat ze met een parachutist in bed gelegen had
Evacuatie
Op 17 september 1944 was ik onderweg naar Huissen om aardappels te rooien. Ik was toen 14 jaar. Ik kwam niet over de Rijn, er werd geschoten en een blindganger sloeg in bij de ponton. Ik ben teruggegaan naar huis en zag vanaf het balkon van ons huis in Heyenoord Engelse bommenwerpers en parachutisten. De parachutisten landden niet alleen op de Ginkelse hei maar ook veel dichterbij. Eén parachute ging niet los en die man viel dood op het dak van de koepelgevangenis in Lombok. Ik hoor nog het geluid van zijn val; ploek!
Die week voelde je meer spanning; er werd veel geschoten en er kwamen veel vliegtuigen over, er was veel gaande. Eén parachutist was gewond en lag in de schuilkelder onder ons huis. Nederlandse SS-ers kwamen vragen waar deze parachutist was en zeiden dat indien ze hem vonden, ze iedereen zouden doden. Mijn vader zei dat er geen Engelsman was en ondertussen was de parachutist bij mijn zus (van 9 jaar) in bed verstopt. De Duitsers hebben hem niet gevonden en lang heeft mijn zus verteld dat ze met een parachutist in bed gelegen had. Later hebben ze de parachutist over het spoor gebracht naar het Elizabeth Gasthuis aan de Utrechtseweg.
Mijn vader heeft een bakkerskar kunnen lenen, daar werden matrassen, kleren en het laatste eten opgeladen
Op 24 september waren er aanplakbiljetten opgehangen. Hierop was te lezen dat alle mensen voor maandag 25 september 8.00 uur moesten evacueren. Mijn vader heeft een bakkerskar kunnen lenen. We hebben daar matrassen, kleren en het laatste eten wat we nog hadden opgeladen. Ons gezin (mijn ouders, mijn drie zusjes en ik) moesten naar Velp. Toen wij ons in Velp bij het evacuatiebureau meldden kregen we een adres van een mevrouw in Velp. Zij werd ervoor betaald ons onderdak en eten te geven. Het evacuatiebureau gaf aan dat Velp vol zat en dat we toen naar Ede moesten. In Ede kwamen we bij een gezin dat alleen maar geld voor ogen had. Zij gaven onderdak maar geen eten. We zijn er een week gebleven en hebben bij de gaarkeuken moeten eten, dat was geen pretje.
Een geweldige kerstmaaltijd
Het evacuatiebureau in Ede had geen opvangadres voor ons, we moesten door naar De Klomp, Van De Klomp naar Woudenberg, naar Soest en toen naar Laren. We hebben in Laren kerst gevierd. De mevrouw waar we ingetrokken waren, had geen eten, maar heeft een laatste gans geslacht voor Kerst en ik had ergens spruiten van het land gestolen. Zo hadden we een geweldige kerstmaaltijd. Uiteindelijk zijn we doorgereisd naar Amsterdam omdat we door wilden naar Friesland, daar zou de oorlog niet erg zijn.
Gewoon een kwartje per kilo
De laatste stap was van Amsterdam naar Lemmer per boot. We hebben eerst in Amsterdam bij een tante gewoond, maar daar was geen eten. Ik (14 jaar) kon werken bij een zwarthandelaar, die sigaretten verkocht voor f 1,- per stuk. Het werk bestond uit het draaien van die sigaretten. De overtocht naar Lemmer zou f 60,- per persoon kosten, dus f 360,- voor ons gezin. Ik moest wel sigaretten achterover drukken en verkopen. Toen we het geld bijeen hadden zijn we met een boot overgestoken. In Friesland aangekomen werden we gecontroleerd door de weermacht. Er waren meer vluchtelingen op de boot en iedereen die uit Amsterdam of omgeving kwam werd teruggestuurd. De man die ons controleerde zag dat wij uit Arnhem kwamen. Oorlogsvluchtelingen die op bevel van de Duitsers, de stad hadden moeten verlaten. Hij vroeg ons wat het had gekost om de overtocht Amsterdam Lemmer te maken. Toen we vertelden dat het f 360,- gekost had, ging hij naar de kapitein van het schip en beval deze het geld aan ons terug te betalen. Deze boten voerden in opdracht van de weermacht. Je ziet, er zijn ook goede Duitsers. In Friesland zijn we via Lemmer, Balk, Heerenveen uiteindelijk bij een familie in Jubbega terecht gekomen. Nog steeds is er contact met deze familie. We wilden in Balk aardappels kopen. Toen ik bij een aardappelboer kwam; vroeg hij hoeveel ik wilde. Toen ik uitlegde dat we geen bonnen hadden, was hij verbaasd, natuurlijk deed hij niets met bonnen; aardappels waren gewoon een kwartje de kilo. Hoeveel wilde ik nu hebben?
Ik wilde wat terug doen
De oorlog was afgelopen, maar we mochten niet meteen terug. Er moest veel worden opgeruimd in Arnhem. In juni zijn we samen met andere families in een vrachtwagen teruggebracht. Ik weet nog dat ik op het spatbord achter de koplamp zat, zo had ik een mooi uitzicht. Toen we terugkwamen zagen we alle vernielingen en rotzooi. Ons huis had geen ramen meer en was leeggeroofd. Ik begreep dat Nederlanders voor de Duitsers hadden gewerkt; alle goede spullen waren door hen in vrachtwagens naar Duitsland gebracht. We hadden echt niets meer. Je moest je inschrijven bij de Sacre Coeur aan de Velperweg, zij gaven toestemming om weer in je huis te gaan wonen. Ook kregen we f 100,- p.p. om nieuwe huisraad te kopen. We waren met een gezin van 6 personen, dus kregen we f 600,-. Daarnaast hebben we huisraad gekregen via HARK (Hulp Actie Rode Kruis), zij verdeelden spullen. Ook hielpen zij met het zetten van nieuwe ruiten. Wij noemden hen vaak Hulp Actie Rijke Kennissen, want naar de wijk Hoogkamp gingen veel mooiere spullen.
Na de oorlog ben ik gaan werken bij de Johanna Stichting. Dit was een revalidatie centrum voor kinderen met een handicap. Ik werkte er als chauffeur. Voor mijn werk moest ik soms naar Engeland en zag dat ze daar veel minder goede rolstoelen hadden dan hier in Arnhem. Soms was het daar gewoon een plankje op wieltjes. Toen ik met pensioen ging, heb ik van een 40-tal oude rolstoelen, 21 goede rolstoelen in elkaar gezet. Ik ben ze naar Engeland gaan brengen. Ja, natuurlijk wist ik dat ze naar Engeland moesten. De Engelsen hebben ons bevrijd en ik wilde wat terug doen.
Plaats een reactie
Wilt u een reactie geven?