De hemel was helemaal rood gekleurd

Riet Jacobs-de Breet, toen 12 jaar,  kan zich ‘De slag om Arnhem’ goed herinneren.
Ze verheugde zich op haar eerste schooldag; ze zou naar de middelbare school gaan, haar boeken had ze al klaargelegd. Maar wat leek op een gewone zondag, bleek toch anders te verlopen. Het was zondag zeventien september 1944. We gingen die zondagochtend naar de Katholieke kerk. Tijdens de hoogmis ging het eerste luchtalarm af. Dat was wel vaker voorgekomen, we bleven dus zitten.

Meisje je moet niet buiten blijven lopen, terwijl het luchtalarm afgaat!

Weer ging er een paar keer het luchtalarm af. We wisten niet wat eraan de hand was. We hoorden wel schoten ver weg. Onze bovenburen hadden parachutisten zien landen. En toen wisten we wat eraan de hand was.
Ondanks het luchtalarm werd Riet opgedragen om melk te gaan halen. Ik liep de Catherijnestraat in. Een hofje waar alleen oudere mensen woonden. Het luchtalarm ging. Er kwam een oudere vrouw doodsbang uit een deur, ze riep: “Meisje je moet niet buiten blijven lopen, terwijl het luchtalarm afgaat”!
De angst zag je in haar ogen, ze viel op biddend op haar knieën voor het Maria beeldje. Ze riep mij binnen. Ik ben maar bij die vrouw gaan ‘schuilen’ totdat het rustiger werd. Daarna moest ik nog wel de melk halen. Toen ik thuiskwam begonnen de bombardementen. Waar nu het Gele Rijdersplein is, stond toen een Duitse kazerne, niet ver van ons huis.

Café Restaurant Royal Arnhem

Café Restaurant Royal Arnhem

Die kazerne is helemaal kapot gebombardeerd.
Ook een hotel-restaurant en HBS zijn vernield. Het was een oerknal. We zijn snel onder de trap gaan schuilen.
Ik heb mijn ouders goed vastgepakt. Doodsbang waren we.
Naast ons huis woonden NSB’ers. Ze hadden een kelder die van buitenaf bereikbaar was. Toen ze hoorden dat de Engelsen bij Normandië waren neergestreken, zijn ze gevlucht. We zagen onze andere buren vluchten naar de kelder van de NSB’ers, wij gingen achter hun aan.
De halve buurt bleek in de kelder te schuilen, een totale chaos. Een buurvrouw was hoogzwanger, ze viel steeds flauw. We bleven negen dagen in die kelder. Als het veilig was, dan gingen we naar onze huizen en pakten van alles mee. Stoelen, kussens, dekens, eten en drinken.
Alles wat we hadden werd gedeeld. Plassen deden we in ons eigen huis. Ik weet nog wel een nacht dat de hemel helemaal rood was gekleurd van de gevechten.
Dat zal ik nooit meer vergeten.

De eerste en laatste keer dat ik 40 km heb gelopen

Riet Jacobs vertrok met haar familie uit Arnhem. Haar vader werkte op de veiling voor groente en fruit en dat kwam nog eens goed van pas. Tijdens de evacuatie mochten we het hoognodige meenemen. Bij afslag Hoenderloo zijn we afgeslagen. Mijn vader kende daar iemand van de veiling. We zijn met zijn collega de heer Bronckhorst meegegaan naar zijn huis. Daar sliepen we in een paardenstal.
De eerste nacht sliepen er drie families onder wie een Joods gezin. Het Joods gezin is later weg gegaan. Ook de familie Jacobs dacht, dat ze weer snel naar huis konden. Dit bleek niet het geval. Riet en haar vader zijn uiteindelijk teruggegaan naar huis om winterkleding op te halen. We hadden een kinderwagen van iemand geleend en toen zijn we naar Arnhem vertrokken. Mijn moeder had een boodschappenlijstje meegegeven met de spullen die we nodig hadden. Er werd van tevoren gewaarschuwd dat niemand door de controleposten werd gelaten, maar mijn vader zei: “We doen net alsof we gek zijn”. We zijn een aantal controleposten gepasseerd, maar niemand hield ons tegen.
Bij ons huis aangekomen bleek ons huis niet meer zo te zijn zoals het was. Het leek alsof er bij ons was ingebroken, maar goed er was geen tijd om te kijken wat er allemaal weg was. We moesten opschieten en dus hebben we snel alles ingepakt, wat we nodig hadden. Ik weet nog wel dat we bezig waren met de spullen te pakken toen een Duitser door het raam zat te turen. Hij liet ons met rust. Ik denk dat hij ons met rust liet omdat hij zag dat ik, een kind van twaalf jaar, erbij was.
Teruglopen naar Hoenderloo was echt vermoeiend. De kinderwagen was ontzettend zwaar. Ik had mijn voeten letterlijk kapot gelopen. Tijdens het lopen moesten we ook nog een greppel induiken, omdat er een Duitse colonne aankwam die beschoten werd. Uiteindelijk kwam er een kennis op een fiets en ben ik achterop gesprongen. De laatste kilometers heeft mijn vader alleen afgelegd.
“Ik zal je wel vertellen dit was de eerste en de laatste keer dat ik 40 kilometer heb gelopen”, lacht Riet.

Kerst tijdens de oorlog

Tijdens het verblijf bij de familie Bronckhorst horen Riet en haar familie waar de rest van de familie zit.
De broer van mijn moeder woonde in Amsterdam. Mijn moeder dacht: laat ik hem een bericht sturen, om te vertellen waar we zitten en hoe het met ons gaat.
Mijn oom bleek de correspondent te zijn tijdens de oorlog. Hij kon ons precies vertellen waar de rest van de familie zat. Zo zaten mijn opa en oma in Groningen, bij een rijke boer. We waren opgelucht dat alles goed met hun was.
Op een dag stond de zwager van mijn moeder voor de deur. Hij had het adres gekregen van mijn oom uit Amsterdam. Mijn moeders zus, zwager en hun baby verbleven in Beekbergen, niet ver van ons vandaan. Hij nodigde ons uit voor de kerst. In Beekbergen woonden ze in een bakhuisje, dat bij boeren op een erf stond. Het was klein en knus, maar ik kan mij herinneren dat het met kerst heel gezellig was.

Uiteindelijk hebben we onze persoonsbewijzen in een greppel helemaal besmeurd teruggevonden

Mijn moeders zus vertelde toen, dat ze een fiets gejat had in Apeldoorn. Ze zag een Duitser fietsen en hij zette de fiets niet op slot. Mijn moeders zus heeft zich geen moment bedacht en heeft de fiets gelijk meegenomen. Later bleek dat er allemaal kerstpakketjes in de fietstassen zaten en daarvan hebben wij dus kerst gevierd. De heen- en terugtocht waren wel erg koud, we moesten door sneeuw lopen.
Na de kerst kwamen er Duitsers in onze stal, ze wilden de stal hebben voor de paarden. Maar de heer Bronckhorst vertelde dat hij ons geen ander onderdak kon geven, toen zijn ze afgedropen.
Mijn vader en moeder hadden waardevolle spullen in een aktetas zitten. Je weet wel sieraden, persoonsbewijzen en andere belangrijke papieren. Eén van die moffen had dat gezien en is ’s nachts teruggekomen om onze aktetas te stelen. Mijn moeder hoorde wel, dat er iemand in de stal was en riep mijn vader erbij, maar het was al te laat. Mijn vader was ontzettend boos, het kleine beetje wat ze hadden was hun nu ook al afgepakt. Hij is naar de dichtstbijzijnde Duitse kazerne gegaan en heeft een klacht ingediend bij de Duitse officier. Het heeft niks geholpen, maar dan had hij in ieder geval zijn zegje gedaan. Uiteindelijk hebben we onze persoonsbewijzen in een greppel helemaal besmeurd teruggevonden.

Mijn vader kreeg hongeroedeem

Tijdens het verblijf bij de familie Bronkhorst heeft Riet Jacobs veel honger geleden. De familie Bronckhorst, waar we in de paardenstal sliepen hadden het ook niet makkelijk. Ze moesten naast ons, ook voor hun opa, de kinderen en hun gezinnen zorgen. Ik weet nog wel, dat we elke avond bij die mensen thuis koffie mochten drinken met geitenmelk. Op een avond toen we daar zaten begon mijn maag te knorren. De vrouw vroeg wat dat was. Mijn moeder zei dat het mijn maag was, omdat we honger hadden. Ik mocht toen elke zondagavond bij de familie Bronckhorst aanschuiven. De eerste keer kreeg ik tuinbonen; dat vond ik verschrikkelijk. Ik hield er echt niet van.
We hadden zoveel honger geleden, dat mijn vader hongeroedeem kreeg. In maart werd hij door een arts in het Diaconessenhuis opgenomen. Dat was een villa in het bos. Daar kreeg hij drie keer per dag eten en al snel sterkte hij gelukkig wat aan. We bezochten hem elke dag.
Op 16 april, dat weet ik nog goed, kwamen de Ieren. Het kamp van de Ieren stond vlakbij Hoenderloo. Ik weet nog wel dat wij naar dat kamp gingen om eten te krijgen. We hadden alleen maar soep van de gaarkeuken, dat was beter dan niets. Iemand vertelde ons dat de Ieren smachtten naar gewassen kleding. Als wij aan zouden bieden om dit te wassen, dan kregen we er iets voor terug. We kregen niet alleen zeep om hun kleren te wassen, maar ook de onze. We kregen ook sigaretten, eten en vooral veel chocola. Ik had al heel lang geen chocolade op; ik werd er gewoon misselijk van.
Mijn vader was gelukkig ook aan de beterende hand.
Op een gegeven moment zagen we Duitsers voorbij komen lopen. Sommige hadden alleen nog sokken aan, toen wisten we dat we bevrijd waren.

Toen wisten we dat we bevrijd waren

In juni zijn we pas teruggegaan. Ons huis was helemaal leeggeplunderd. We kregen van de overheid een vergoeding van 400 gulden. Het duurde heel lang voordat alles weer was opgebouwd. Mijn vader had gelukkig zo weer werk op de groente- en fruitveiling.
In juni ging ik heel even naar school en in september ging ik in plaats van de eerste naar de tweede klas. Ik had dus een klas overgeslagen. Ik moest wat je in twee jaar doet, nu in één jaar doen. Dat redde ik dus niet, ik bleef zitten.

Ik heb in 5 jaar oorlog meer meegemaakt dan in de rest van mijn leven

Na de oorlog pakt de familie Jacobs het leven weer op. Sommige spullen zijn nog bewaard gebleven tijdens de oorlog zoals de twee mooie vazen en de nieuwe radio.
De bovenbuurman moest regelmatig naar Arnhem toe, om loopgraven voor de Duitsers te graven. Hij werkte bij TOD organization. Hij was niet voor de Duitsers hoor, maar hij moest het gewoon. Toen hij een keer naar zijn huis liep zag hij in ons huis twee mooie vazen op de schouw staan. Hij dacht die zijn zo weg. Hij pakte de vazen van de schouw en wikkelde deze in onze gordijnen. De vazen heeft hij bewaard op zijn zolder en na de oorlog kregen we de vazen terug. Dat vond ik erg fijn, dat hij dat heeft gedaan. Mijn vader had net een nieuwe radio gekocht toen de Duitsers de radio verboden. Hij moest de radio inleveren. Mijn vader wilde zijn nieuwe radio absoluut niet aan de Duitsers geven, dus heeft hij zijn oude radio ingeleverd. Zijn nieuwe radio heeft hij in veilingkisten verstopt. We waren heel benieuwd of de radio er nog was. En wat bleek, hij was er nog en deed het ook nog. Er zat alleen een klein barstje in, door het geweld denk ik.”

Ik heb toentertijd maanden niet kunnen douchen

Riet de Breet-Jacobs

Riet de Breet-Jacobs

Terugkijkend op de oorlog denkt Riet dat ze er geen trauma aan heeft overgehouden.
Ik was twaalf en vond het allemaal wel spannend en avontuurlijk. Op sommige momenten was ik ook wel bang, maar mijn moeder was na de oorlog nog weleens bang. Kinderen kunnen de gevolgen niet overzien; volwassenen wel. Ik heb in de vijf jaar oorlog meer meegemaakt dan de rest van mijn leven. Dat is zeker. Ik zeg weleens: “We zijn in de crisis geboren en we gaan misschien wel dood in de crisis”. Onze generatie heeft ontzettend veel meegemaakt. De crisisjaren, van de jaren 30, de tweede wereldoorlog, de slag om Arnhem, de wederopbouw, de crisis in jaren 80 en nu ook weer. Mensen vinden het tegenwoordig al erg als ze niet op vakantie kunnen of een dag niet kunnen douchen. Nou, dan wil je niet weten, wat ik heb meegemaakt. Ik heb toentertijd maanden niet kunnen douchen en een vakantie, ach ze moeten niet zo zeuren.Ook zie je tegenwoordig steeds meer mensen in andere landen die in vluchtelingenkampen zitten.
Ik weet precies hoe ze zich voelen, want wij hebben dit ook meegemaakt.

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *